Zaken zette hij Adriaan van der Have op de eerste plaats. De minister
vond dit kennelijk wel goed, want bij Koninklijk Besluit no. 57 van 15
augustus 1853 volgde de benoeming van Adriaan van der Have tot burge
meester van Oosterland en Sirjansland.
Degenen die zich bij deze benoeming maar moeilijk konden neerleggen,
lieten het er echter niet bij zitten, want zegt niet het spreekwoord:
Wie eenmaal steelt is altijd een dief? Had dan niet de pas benoemde
burgemeester op de Oosterlandse kermis van 1845 voor een geweldig tu
mult gezorgd door de gerechtsdienaar F. Moruse met een zweep in het ge
zicht te slaan? Er ging een adres van drie raadsleden en enige notabe
len rechtstreeks naar de Minister van Binnenlandse Zaken teneinde te
bereiken dat de benoeming ongedaan werd gemaakt. De minister stuurde
het adres door aan de Commissaris des Konings met het verzoek om nadere
inlichtingen. De Officier van Justitie te Zierikzee, P. Paulus, door
de Commissaris om uitleg over deze zaak gevraagd, vatte het hele geval
tamelijk laconiek op, getuige de inhoud van zijn brief van 22 september
1853:
„Ter voldoening aan den inhoud van UEdg. Achtb. missive van den 21
dezer officieus heb ik de eer UEdgA. vertrouwelijk te kennen te ge
ven dat de benoemde burgemeester van Oosterland, A. van der Have is
een jong mensch van 27 jaren, pachter eener belangrijke hoeve onder
die gemeente, zoon van den landman Job van der Have, burgemeester
van Ouwerkerk en lid van de Provinciale Staten, dat hij bij vonnis
dezer regtbank van den 11 july 1845 tot eene gevangenisstraf van
acht dagen is veroordeeld, omdat hij den gerechtsdienaar F. Moruse
op de kermis van Oosterland met de zweep in het aangezigt had gesla
gen, welke straf bij Besluit van Z.M. van den 28 september 1845, no.
72, is verwisseld in eene geldboete van 50,dat zijn vader een
zeer beschaafd landman is en op hem zeiven niets valt te zeggen,
daar ik het gebeurde met Moruse als eene jeugdige ligtzinnigheid be
schouw, het gevolg eener buitengewone vrolijkheid ter gelegenheid
der kermis; dat zijne benoeming als burgemeester van Oosterland
grootelijks daarom ongenoegen verwekt omdat hij nog slechts ruim
één jaar onder Oosterland woont en misschien ook omdat hij is een
jong mensch, terwijl er ouder van dagen (ofschoon niet beter ge
schikt dan hij voor de betrekking) zijn, die zich gevleid hadden
benoemd te worden.
Met onwillige wethouders en eenen onwilligen raad zal hij zich moeij-
elijk zoo als ik vrees, staande houden, anders zoude hij de be
trekking even goed als vele andere landbouwers, kunnen waarnemen en
zoude hij dat, wat hem nog mogt ontbreken, door ijver kunnen vergoe
den, terwijl zijne jeugdige leeftijd hem meer dan de anderen zoude
aanzetten om zich voor zijne betrekking te bekwamen en hij door zij
nen vader met raad kan worden bijgestaan.
De Officier van Justitie te Zierikzee. (w.g.) P. Paulus."
Het gevolg was dat de burgemeestersbenoeming gehandhaafd bleef en dat
Adriaan van der Have voor de moeilijke taak stond om te bewijzen dat
hij de juiste man op de juiste plaats was. En dat heeft hij al snel be
wezen; door zijn karaktervastheid, helder verstand en bestuurderskwa
liteiten slaagde hij erin zich staande te houden en gaandeweg van
vriend en vijand de achting te verwerven 12). Veertig jaar later, op
23