in het jaar na de geboorte van Chri: gemaakt" Het orgel had ten tijde van Lootens Hoofdwerk 1. Prestant 8' 2Bourdon 8 3. Octaaf 4' 4Octaaf 2 5. Mixtuur 3-8 st. 6. Scherp 4-12 st. 7. Cornet 4 st. 8. Trompet 8' Tremulant, Nachtegaal Klavieromvang Contra FGA-c" Drukkoppel HW-RW. is 1549 Hendrik Niclaassen heeft het ize dispositie: Rugwerk 1. Prestant 8' 2. Octaaf 4' 3. Holpijp 4' 4. Scherp 4-6 st. onderlade 5. Mixtuur 2-6 st. 6. Sifflet 1' 7. Tertiaan 2 st. disc. 8Bourdon 8 9. Superoctaaf 2' bovenlade 10. Sesquialter 2 st. disc. 11Kromhoorn 8 Tremulant, afsluiting. Klavieromvang FGA-g"a". Hoewel de prestant van het hoofdwerk vanuit 12 voet begon en die van het rugwerk vanuit 6 voet, was de ligging van beide werken gelijk, aangezien het klavier van het hoofdwerk in de bas tot contra F reikte, dat van het rugwerk slechts tot F. Als bijzonderheden deelt Lootens mee dat het orgel springladen had, dat wi zeggen, registerkleppen voor iedere pijp. De registertrekkers waren uit ij zer vervaardigd en moesten worden ingestoken in plaats van uitgetrokken om de registers in werking te stellen. De pijpen stonden „ruim en lieber" (vrij) op de windlade. De vier blaasbalgen lagen op een zolder achter het orgel. Lootens karakteriseert de toon van het orgel als „meer scherp als mollig en diep" temeer daar het orgel nog iets hoger dan koortoon stond. Vooral de fluiten van het rugpositief waren „zeer bevallig en aangenaam". De dispositie die Lootens opgeeft toont een ander beeld dan die van andere Niehoff-orgels. Deze laatste hebben reeds een verdeling van het hoofdwerk in een principaallade met prestant 8', octaaf 4', mixtuur, scherp en soms ook een holpijp 8' en trompet 8', èn een bovenlade met fluiten, wijde vul- stemmen en een tongwerk. In het rugpositief waren beide groepen op kleiner schaal verenigd. Opvallend is bij het orgel te Zierikzee het ontbreken van een bovenlade bij het hoofdwerk. M.A. Vente heeft verondersteld dat te Zierikzee sprake was van een apart type orgel waarin hoofd- en bovenlade tot één geheel waren samengevoegd. Ik geef de voorkeur aan de veronderstel ling dat het orgel te Zierikzee bij een latere reparatie van zijn boven werk is ontdaan, hoewel daarvoor geen concrete aanwijzingen zijn. Ook zou de toonomvang van de discant pas bij een latere gelegenheid op c"' kunnen zijn gebracht 5a) Hoezeer de magistraat en de bevolking het orgel waardeerden blijkt wel uit het feit dat de stad in 1576 een aanzienlijke som geld opbracht om het or gel van plundering door de Spanjaarden te vrijwaren na de overgave van de stad aan Mondragon 6)Of het orgel na de overgang van de stad een tijd lang niet is bespeeld valt aan de hand van het schaarse bronnenmateriaal niet vast te stellen. In 1585 blijkt een zekere Adriaan Provoost organist te zijn 7)Hij ontving een betaling voor een reis naar Geertruidenberg om „mr. Jan den orgelmaker" te ontbieden. Aangezien in dit jaar zowel de organist en de balgtreder als de orgelmaker Jan Roose een vaste gage ont vingen moet het orgel toen al enige jaren in gebruik zijn geweest. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 34