kon het orgel ook niet boven de preekstoel worden geplaatst. De landsar- chitect van Holland Van der Linde, die speciaal om advies was ontboden, was van mening dat het orgel het beste aan het westeinde van de kerk ge plaatst kon worden. De burgemeesters achtten dit te kostbaar en adviseer den een kleiner orgel boven de preekstoel te laten bouwen en Batz hiervoor om een nieuw ontwerp te verzoeken. Aan het begin van 1768 ontving men het nieuwe ontwerp van Batz. Het kleine orgel zonder rugpositief zou 23.665, kosten, het grote 30.060-10-8. De burgemeesters en thesauriers gaven de voorkeur aan het kleine orgel. De vroedschap dacht er echter anders over en besloot tot de bouw van een groot orgel aan de westzijde van de kerk. Later zou nog een beslissing moeten worden genomen over de plaatsing van een prestant 16' in het pedaal 12)Op grond van dit besluit werkten Batz, de organist Johan Pieter Loo- tens en de stadsfabriek Johannes van Es een definitief plan uit, waarvan de kosten werden geraamd op 42.000. De vroedschap keurde dit concept goed en in juli 1768 vonden de aanbestedingen plaats: het timmerwerk aan Jan Dekker, het metselwerk aan Christiaan van Zoom, het hardsteenwerk aan Mathijs van Noyen, het schilderen en vergulden aan Jan Rodeus, Klaas Lehaay en Cornelis Doesburg onder toezicht van de meester schilder Andries de Grange, het ijzerwerk aan Gerard de Braai, allen ambachtslieden te Zierik- zee 13)Voor meer specialistische arbeid moest men een beroep doen op kunstenaars buiten de stad: Ernst Heijke, beeldhouwer te Dordrecht voor alle snij- en beeldhouwwerk en Jozef Soldati te Middelburg voor het stuc werk. De bouw van het instrument werd aan Batz aanbesteed voor 19.500, minder dan de helft van de totaalkosten ad 51.257. Met het vervaardigen van het beeldhouwwerk was 8802 gemoeid. Johannes van Es vervaardigde tevoren een model van het orgel in het klein. Naar dit model werd het orgel gebouwd. Daar kerk en orgel verloren gingen is de gedetailleerde beschrijving die Lootens van de bouw en inrichting van oxaal en orgelkas geeft van grote waarde. Volgens deze beschrijving werd het orgel gefundeerd op een „capitale muur" van twee voet dikte (Rijn landse voetmaat)Op deze muur en de arduinstenen pilaren van het oxaal rustten zware balken, aan het uiteinde in een zwaar gebint verenigd. De grote orgelkas stond midden boven de muur; achter de orgelkas was een rui me gang waarin de balgsleutels uitkwamen. Achter deze gang bevond zich de balgkamer 7.53,4 m breed en 5.49,4 m diep, die tot aan de trap tegen de torenmuur reikte. Naast de balgkamer waren gangpaden van 1.25,5 m breed. Op de balgkamer was een tweede zolder op hetzelfde niveau als het hoofd werk. De hoofdwerkkas had een ruime sterngang van 1.25,5 m en was aan de achterzijde en zijkant van ruime vensters voorzien zodat men het orgel bij daglicht kon stemmen. Binnen in de orgelkas waren trappen waarmee men tot op de middentoren kon komen. Het orgel was rijkelijk van beelden en ornamenten voorzien. De arduinste nen pilaren hadden wit marmeren kapitelen volgens de ionische orde. De muur en de zoldering van het oxaal waren met fraai stucwerk beplakt: in het raidden een schijndeur, daarboven en in de zijvakken festoenen met muziek- trofeeën. Het overige beeldhouwwerk was vervaardigd door Ernst Heyke, in deze tijd een zeer vooraanstaand beeldhouwer in de Republiek 14)Als zijn meesterstuk aan het orgel gold het soffiet waarin een arend met gespreide vleugels onder het wapen van de stad, lofwerk en festoenen, alles geheel verguld op een wit fond. De met muziektrofeeën versierde balustrade eindig de met acanthusranken naast het rugpositief, eveneens verguld, op een witte ondergrond. De pedaaltorens steunden op hermatlanten. Op het rugpositief 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 37