geduid met p)Op de hartlijn van de buitenste pilaren was het oxaal lOp
breed, 5p hoog, de onderbouw van het hoofdwerk eveneens 5p hoog, de breedte
van hoofdwerk met pedaaltorens 8p, het rugpositief 4p hoog en breed. De hoek
torens waren 2p lager dan de middentoren; de pedaaltorens weer 2p lager
dan de hoektorens doordat zij bij een lengte van 6p ter hoogte van 2p in
de onderbouw zonken. Door de veelvouden van deze module was het orgel vol
van bijzondere basisverhoudingen: het gehele oxaal 10:5, een 2:1 verhouding;
het vooruitspringend gedeelte van het oxaal 8:5, een gulden snede verhou
ding; de onderbouw van het hoofdwerk eveneens 8:5; hoofdwerk met onderkast
13:8; het hoofdwerk met de pedaaltorens in een kader 8:8; het rugwerk 4:4
zodat er een zuivere 2:1 verhouding tussen beide werken bestond. Doordat
de pedaaltorens bij een totaalbreedte van 8p een afstand van 4p lager wa
ren dan de middentoren volgde het verloop van de torens aan de bovenzijde
een zuivere rechte hoek 15)
Het zou te ver voeren alle bijzondere verhoudingen op te sommen; zij zijn
daarom in een schema weergegeven. Al lijken de verhoudingen gekunsteld of
maniëristisch, een feit is dat zij een kloek en aangenaam ontwerp leveren,
waarbij een orgel als bijvoorbeeld door Albertus van Os te Vlissingen zon
der de bijstand van een bekwaam architect gebouwd als mismaakt voorkomt.
Uit dit alles blijkt wel dat Van Es een zeer goed onderlegd bouwmeester
was, die de grondregels van de klassieke bouwkunst, in deze tijd nog zeer
hoog geschat, met vaardigheid wist te hanteren. Wat Van Es in feite heeft
gedaan, is de gegeven eigenschappen van het gebouw en het nieuw te bou
wen instrument via de regels van de bouwkunst met elkaar in overeenstemming
te brengen. Hij kon daarbij gebruik maken van bijzondere verhoudingen die
in het gebouw aanwezig waren: de breedte van het schip blijkt 32 voet te
zijn, de travee-afstand 16 voet, de hoogte van de kapitelen 24 voet. Niet
in alle gevallen zijn de door het orgel gegeven maten aangehouden: omwille
van de architectuur is aan de middentoren een lengte van 24 voet gegeven,
zodat de 16-voets pijpen van deze toren een forse overlengte kregen.
Naast de beschrijving door Lootens bleven drie afbeeldingen van het orgel
bewaard, een' litho door J. Korsten, een litho door de Haarlemse boekhande
laar Lesage ten Broek uitgegeven, en een schilderij door J. Korsten junior.
Deze afbeeldingen gaan terug op een schilderij dat Jan Rodius van het orgel
had vervaardigd en dat, hoewel beschadigd, nog uit de brand van 1832 werd
gered 16). Er zijn enige verschillen tussen deze afbeeldingen. Laatstge
noemde litho heeft duidelijker, maar op verschillende wijze vertekende or
namenten terwijl de door Lootens genoemde festoenen op het soffiet ontbre
ken. De litho door J. Korsten is vager en heeft slechts vijf pijpen in de
torens van hoofdwerk en pedaal. Waarschijnlijk komt het schilderij door J.
Korsten junior het meest met het origineel overeen. Bij nameting blijkt
dat het orgel op deze afbeeldingen gedrongener is weergegeven dan volgens
Lootens' opmetingen het geval was. Het orgel moet dus een rijziger indruk
hebben gemaakt dan deze afbeeldingen suggereren.
Hoewel in het contract was overeengekomen dat het orgel begin 1772 gereed
moest zijn maakte Batz zo'n haast met het werk dat hij al in april 1770
met de windladen en toebehoren naar Zierikzee overkwam en nog voor het einde
van het jaar vrijwel met het werk gereed kwam. Vri-jwe 1 omdat de meester de
voltooiing van zijn grootse schepping niet mocht beleven. Al bij het teke
nen van het contract twijfelde hij volgens Lootens of hij de voltooiing
van het werk zou meemaken en tijdens de bouw ging zijn gezondheid steeds
meer achteruit. Het stemmen in de week vóór de keuring vergde zoveel van
zijn krachten dat hij „schier dood" van het orgel naar zijn logement moest
38