Op 20 december 1770 werd het orgel plechtig in gebruik genomen. De predi
kant Johannes Abraham Blank hield een toespraak over Ezra 7:27.
„Geloofd zij de Heere, de God onzer vaderen, die al zulks in 'therte des
konings gegeven heeft, om te vercieren het huys des Heeren dat te Jeruza
lem is",
een tekst die de magistraat met voldoening zal hebben beluisterd. Johan
Pieter Lootens opende de plechtigheid met een ouverture „in de smaak eener
oratorium" en na afloop volgde nog een uur lang een concert. De dag werd
besloten met een souper voor de magistraat en de kerkmeesters en een maal
tijd voor allen die aan het orgel hadden gewerkt 18)
Het onderhoud van het orgel was tot 1775 in handen van de familie Batz,
hoewel 19 september 1771 een contract met Willem Batz was gesloten voor
14 jaren. In dit contract was bepaald dat de orgelmaker niets wezenlijks
mocht veranderen zonder uitdrukkelijke toestemming en dat hij het orgel
door het stemmen steeds in zuiverheid zou doen toenemen 19)In 1775
kwam de magistraat in onderhandeling met Johannes Mitterreiterdie kort
tevoren het orgel in de Lutherse kerk had geleverd en „van wiens bekwaam
heid en kennis alle favorable getuigenis was voorgekomen". Mitterreiter
stelde een verbetering voor die tot versterking van het geluid zou leiden.
De vroedschap liet de beslissing aan burgemeesters en thesauriers mits het
werk niet meer dan 2.000 zou kosten 20). Het plan schijnt niet te zijn
uitgevoerd, want in 1776 ontving Mitterreiter slechts 30 21).
In 1779 moest Gideon Thomas Batz wegens ziekte verstek laten gaan. De ma
gistraat besloot nu naar een andere orgelmaker om te zien en „zeer goede
informatieën bekomen hebbende over Hendrik Hermanus Hess" ging men met de
ze een contract aan voor veertien jaren 22). Dit contract moest in 1793
worden vernieuwd. Hess stuurde nu zijn compagnon J.P. Schmidt, die al da
delijk zoveel vertrouwen genoot dat men met hem een nieuw contract aanging
voor veertien jaren. Schmidt stelde voor het orgel schoon te maken, de vlek
ken uit de frontpijpen te verwijderen, windladen en mechaniek na te zien
en door een kleine verandering het geluid te versterken, namelijk wijzi
ging van de sesquialter in een carillon, van de flageolet 1 1/2' in een
flageolet 1', en van de roerquint 12' in een open quint 6'. De vroedschap
ging met dit plan, waarvan de kosten 525 beliepen, accoord 23)
Kort hierna verdween het „ancien régime" en kwamen kerk en orgel geheel
onder verantwoordelijkheid van de kerkmeesters. Deze waren niet minder zorg
zaam voor het beroemde orgel dan de burgemeesters en thesauriers in het ver
leden waren geweest, zoals blijkt uit de grote zorg waarmee een opvolger
werd gezocht voor de in 1807 overleden J.P. Schmidt 24)Nog hetzelfde
jaar verzocht Schmidts zoon Johan Christiaan met het onderhoud te worden
belast. De ingewonnen inlichtingen waren echter niet „voldoende en deci
sief" zodat men naar een andere orgelmaker omzag. Uit informatie te Middel
burg ingewonnen bleek dat de stadsorgelmaker Frederik van der Weele de or
gels daar tot tevredenheid van de kerkmeesters onderhield. Nadere informa
tie viel weer minder gunstig uit zodat de kerkmeesters besloten ook Van
der Weele niet te nemen - hoe kon ook een Middelburgse orgelmaker het illus
tere Zierikzeese orgel onderhouden1 De volgende kandidaat was J.C. Friede-
richs te Gouda, over wie men uit Haarlem goede berichten ontving. Friede-
richs wachtte lang met naar Zierikzee over te komen en inmiddels sprak J.
Tours, organist van de St. Laurenskerk te Rotterdam zich ongunstig over
Friederichs uit. Tours deed de aanbeveling H.H. Freytag uit Groningen of
Abraham Meere uit Utrecht te nemen. Gideon Thomas Batz was intussen ook op
de hoogte gekomen van de vacature en diende een verzoek in voor het jaar-
42