19. G.A.Z. nr. 38 res. 19 sept. 1771. 20. Id. nr. 40 res. 11 sept. 1775. 21. Id. Stadsrekening 1778. 22. Id. nr. 42 res. 11 juli 1780. 23. Id. nr. 55 res. 20 juli 1793. 24. Schmidt overleed 25 september 1807 te Bergen op Zoom. Mededeling drs. A.J. Gierveld te Vleuten. Juli 1807 had Schmidt al uitstel gevraagd wegens „ongesteldheid aan het gezicht". Over de opvolging van Schmidt: Archief Hervormde Gemeente Zierikzee, Notulen Kerkvoogdij 7 oktober, 8 december 1807, 2 februari, 3, 9, 24 mei, 21 juni, 9 augustus, 29 sep tember, 1, 29 november, 13, 27 december 1808. In de bijlagen de bijbe horende brieven van J.L. Augustini, J.C. Friederichs, J. Tours en H. H. Freijtag. 25. Archief Hervormde Gemeente Zierikzee, bijlagen notulen 1808, rapport Freijtag 13, 14 december 1808. 26. Archief Hervormde Gemeente Zierikzee, notulen kerkvoogdij 10 januari, 11 april, 26 september, 7 oktober, 12, 27 december 1809. Overeenkomst met Schmidt 31 mei 1811, rapport L. Verveen 5 juli 1811. 27. Archief Hervormde Gemeente Zierikzee. Notulen Kerkvoogdij 19 mei, 26 juni, 20 augustus 1813. In de bijlagen het rapport van Robberts en Künckel dd. 5 juni 1814. 28. De Kanter, De provincie Zeeland p. 202, 203. 29. J. Berman, Geschiedkundige beschrijving der door den hevigen brand van 6 op 7 october 1832 geheel verwoeste St. Lievensmonster of Groote Kerk te Zierikzee. Alkmaar 1834. 30. E.G.J. Gregoir, Historique de la facture et des facteurs d'orgues. Anvers 1865 p. 122, 123, 179. 31. Boekzaal 1848 II p. 621. 32. Archief Hervormde Gemeente Zierikzee, bestek dd. 9 september 1872. 33. Id. bestek dd. 6 juli 1847. 34. Schilderij in particulier bezit te Zierikzee. Waarschijnlijk is dit schilderij een copie van het door Jan Rodius vervaardigde schilderij. De details zijn meer in overeenstemming met de door Lootens vermelde details van de beide litho's uit 1834. Wellicht beschikte J. Korsten junior nog over het uit de brand geredde schilderij van Rodius. 35. Voor het samenstellen van het schema zijn verschillende maten herleid. De hoogte van de onderbouw van het hoofdwerk is op grond van de hoogte van het balghuis van 14 voet 3 duim op 15 voet gesteld; het niveauver schil met de pedaaltorens van 5 voet 9 duim is afgerond op 6 voet. Uit de voor de middentoren opgegeven lengte van 41 voet vanaf het oxaal, de pijplengte van 24 voet en de voor de onderbouw herleide maat van 15 voet blijkt dat het hoofdgestel 2 voet hoog was. Stellen we het plint van het Davidsbeeld op 1 voet dan was de totaalhoogte van het orgel 15+15+24+2+1+6 63 voet. Ook dit veelvoud (21 p) hoort thuis in de gulden snede reeks 2-3-5-8-13-21 die aan het ontwerp van het orgel ten grondslag ligt. De aanduidingen in het schema zijn beperkt tot de meest belangrijke verhoudingen. Hoe essentieel het verhoudingsschema is leert dunkt me in één oogopslag het verschil tussen de litho en de bijgewerkte calque daarvan. 35. Door het verlengen van het orgel is ook de hoogte van het kerkinterieur toegenomen. Vermoedelijk is ook dit meer in overeenstemming met de wer kelijkheid. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 54