ENIGE BELANGRIJKE FIGUREN UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENEESKUNDE IN ZEELAND, IN HET BIJZONDER TE ZIERIKZEE DOOR DR. C.M. VAN HOORN Wanneer wij iets willen mededelen over enige medici van betekenis in vroegere eeuwen, lijkt het goed, als inleiding, enkele dingen iets te verduidelijken. De geneeskunde toonde een geheel ander beeld dan die van onze tijd. Naast de geleerde artsen, de medicinae doctores, die een universitaire studie hadden volbracht, waren er de eenvoudige onge leerde, aanvankelijk ook ongeletterde chirurgijns, die een ambachte lijke opleiding volgden bij meesterchirurgijnsdie verenigd waren in de stedelijke gilden. Na een vereist examen waren ze gerechtigd wat wij nu noemen: kleine chirurgie te beoefenen. Daarnaast werden ze in staat geacht gebroken ledematen te zetten, en soms zelfs - door meer geoefen den - amputaties te verrichtenVoorts verrichtten ze aderlatingen en andere handelingen, die een medicinae doctor nodig achtte. De verloskunde was toevertrouwd aan vroedvrouwen, die eveneens een zeer elementaire opleiding genoten hadden. Buiten deze drie groepen waren er vele andere „genezers". Op markten of andere massabijeenkomsten kwamen kwakzalvers en wonderdoeners hun middelen aanprijzen, ook tan dentrekkers, ledenzetters, staarstekers, steensnijders en nog wel ande ren die ons bekend zijn van 17e-eeuwse afbeeldingen, waar ze nogal schril zich aftekenen tegenover de eerbiedwaardige doctoren. Ziekenhuizen waren er in ons land al sedert de middeleeuwen in de vorm van de zogenaamde gasthuizen, die oorspronkelijk opvangcentra waren voor arme vreemdelingen. Daar trachtten de chirurgijns gewonden of zie ken en berooiden te helpen. Tevoren hadden sommige kloosterorden zich met deze ziekenverzorging bezig gehouden, waarvan in Frankrijk het be grip Hötel Dieu afkomstig is. Van specialistische voorziening was nog geen sprake. Soms werden ook gewonde soldaten in een gasthuis opgenomen. Dit blijkt althans uit de rekeningen van het Zierikzeese gasthuis in de 17e eeuw. Dit heeft zich bevonden achter de Kleine of Gasthuiskerkhet fraaie toegangspoortje aan de oostzijde van de kerk rest ons slechts. Behalve de gasthuizen waren er in de steden één of meer weeshuizen, armenhui zen, soms pesthuizen, een dolhuis voor geestelijk gestoorden en buiten de stadsmuren een leprozerie voor lepralijders. Ieder gewoon gezin had zijn eigen huismiddelen, hetzij verzameld in de vrije natuur, hetzij gekocht bij de apotheker (eveneens aanvankelijk een niet-academisch beroep) of bij de drogist (eertijds, in de middel eeuwen, de zogenaamde crudenare)In moeilijke gevallen lieten vooral de gegoede burgers een medicinae doctor komen, van wie zij stellig ge nezing verwachtten. De behandeling bestond uit geneesmiddelen in- of uitwendig, een leefregel, een dieet, vaak één of meer aderlatingen of andere locale ingrepen, soms ook uit het verwekken van transpiratie, bevorderen van urineafscheiding of ontlasting (het laatste door een laxeermiddel of de clysteerspuit) en het stimuleren van braken. Het is wellicht dienstig voor een goed begrip hier iets te zeggen over het aderlaten. Het werd reeds zeer lang, zeker sedert de tijd van Hippo- 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 55