in zijn serieuze beroepsopvatting, waarvan wij overigens weten dat hij zijn patiënten vaak met een vrolijk woord of wat scherts probeerde op te beuren. Het „Omnia Serio" staat vermeld bij zijn portretten, als een levensmotto de ernstige ondergrond van zijn overigens optimistische religieuze levensinstelling weergevend. Bij ernstige ziekten als pest, hondsdolheid en Engelse zweetziekte raadde hij het verrichten van aderlating af, omdat dan met het bloed te veel spiritus vitalis het lichaam verlaat, waardoor het hart en de her senen sneller door het vergif kunnen worden aangetast. Ook is hij kri tisch ten opzichte van het periodiek aderlaten of het aderlaten bij een bepaalde sterrenstand, dat in de middeleeuwen als een axioma gold. Hoewel hij de invloed der sterren op de mens, evenals op de gehele le vende natuur erkent, meent hij toch, dat bij een aderlating primair de toestand van de zieke doorslaggevend is. In de verhouding lichaam en geest toont hij zich als de klassieken uni tariër: lichaam en geest zijn nauw verbonden in wederzijdse wisselwer king. Deze opvatting spreekt ons meer aan dan de dualistische opvatting die, sinds Descartes, in de 17e eeuw voorrang kreeg. Lemnius1 beschou wingen naderen meer onze tegenwoordige opvattingen in de psychosoma tiek Aan een bij de constitutie aangepaste voeding, frisse lucht, lichaams beweging, bevordering van de afscheiding van afvalstoffen, goede wo ning en kleding, een goed geestelijk klimaat, kende hij een heilzame werking toe, evenals aan kruiden. Vooral de aromatica verfristen en versterkten naar zijn opvatting de levensadem (spiritus animalis) in de hersenen, zodat daardoor bedroefden, vermoeiden en uitgeputten kon den opfleuren. Daarnaast bleef het aderlaten van grote betekenis, met enkele andere reeds genoemde locale ingrepen. Vanuit de middeleeuwen manifesteert zich bij hem nog de heilzame werking van edelstenen en stenen uit dierenlichamen, die waren gecodificeerd in de lapidaria (ste- nenboeken)De edelstenen verkregen hun inwendige kracht wel van de sterren, maar bekoorden het oog en beïnvloedden volgens hem het lichaam via de geestelijke inwerking. Ook ziet hij nog een genezende werking in het drinkbare goud (aurum potabile)Opmerkelijk is tenslotte Lem nius' boekje over de in de bijbel voorkomende planten en bomen, dat in die tijd een unicum is geweest. Hij woonde in de St. Anthoniestraatdie wij nu naar het daar in 1585 gebouwde bejaardenhuis als Manhuisstraat kennen, vermoedelijk ongeveer waar nu de ingang is van het Atheneum. Het huis droeg het opschrift: „Rerum irrecuperabilium felicitas oblivio", waarin de raad verscholen ligt, geluk te vinden bij onherstelbare zaken door ze te vergeten. In het gezin waren twee kinderen: Willem en Elisabeth. Beide woonden sedert 1561 te Stockholm. Hun nazaten hebben mede een rol gespeeld in de Zweeds-Nederlandse culturele uitwisseling in de 17e eeuw. Willem Lemnius studeerde sedert 1545 na Leuven in Italië, en heeft vóór en na zijn promotie in Pisa in 1556 enige jaren met zijn vader in Zierikzee gepraktiseerd. In 1559 emigreerde hij als protestants vluch teling naar Londen. Van daaruit werd hij in 1560 benoemd tot hoofdlijf arts van koning Erik XIV van Zweden. Daar heeft hij zich een pionier getoond met zijn voorstellen tot verbetering van de organisatie van het gezondheidswezen. Hij drong onder meer bij de koning aan op het verzame- 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 61