studie die hij in 1748 vervolgde met een onderzoek naar de groei van het beenderenstelsel in het algemeen en de haargroei bij de mens in haar verschillende differentiaties, met microscopische waarnemingen. Ook in zijn praktijk is zijn anatomische belangstelling groot geweest, getuige de eigen waarnemingen die hij publiceerde. Ze is vermoedelijk bij hem gewekt door de genoemde dr. Willem Vink. Waarschijnlijk is hij in Zierikzee als deskundig op dit gebied beschouwd. De raadsnotulen althans tonen, dat zijn stem doorslaggevend was in het jaar 1768 bij de benoeming van een lector in de anatomie, chirurgie en verloskunde 4) Hierdoor begon toen een betere opleiding van chirurgijns en vroedvrou wen dan tevoren in Zierikzee. In andere steden, zoals Middelburg en Rotterdam, was dit reeds in de vorige eeuw verwezenlijkt. Baster gaf voorts vele medische en biologische publikaties in de ver handelingen van vier wetenschappelijke genootschappen (Royal Society te Londen, Academia Caesarea Naturae Curiosorum te Halle, Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem en het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen) waarvan hij lid werd. Ook voerde hij wetenschappelijke correspondentie met vele Nederlandse en buitenlandse geleerden: in Nederland onder meer met Petrus Camper, de medicus Paulus de Wind in Middelburg, de theoloog Jona te Water te Vlissingen (later hoogleraar te Leiden)de bioloog Houttuyn, in het buitenland met Al- brecht von Halier, Linnaeus, Hans Sloane, de stichter van het Brits Museum te Londen, de botanicus Philip Miller te Chelsea, de entomoloog de Reaumur in Frankrijk en vele anderen. Philip Miller, die de meekrap teelt op Schouwen heeft beschreven en met wie hij vaak planten ruilde, heeft de aromatische vroegbloeier Calycanthus floridus naar hem Baste- ria genoemd Bij de lezing van Basters medische beschouwingen moet men er rekening mee houden, dat na de 16e eeuw de fysiologische inzichten sterk zijn veranderd, waarop reeds werd gewezen. In plaats van de vier humores en drie spiritus zijn er nu, na Boerhaave, twee hoofdbestanddelen van het menselijk lichaam: de lichaamsvochten (fluida)bestaande uit kleine „globulen", en de vaste lichaamsdelen, bestaande uit vezels of „fibrae". De krasis der vochten is er nog, ook de ingeboren lichaamswarmte. De aderlating, transpiratie, diurese, het clysteren en locale ingrepen ter verwijdering van schadelijke vochten zijn nog onmisbare medische handelingen. De eerste wordt nu vrijwel alleen nog aan de elleboogs ader, en vaak door de medicus zelf toegepast. Baster schreef enige belangrijke mededelingen over vetzucht, waarbij hij als afschrikwekkend voorbeeld noemt de Engelsman Edward Bright, die op 29-jarige leeftijd stierf. Diens portret zou volgens hem in zijn tijd in Zierikzee nogal belangstelling hebben gehad. Zijn visie op de luchthoedanigheden in hun invloed op de mens toont verwantschap met die van Lemnius in de invloeden op het lichaam van lucht, windrichting, weersgesteldheid via de poriën en de ademhalingswegen. De invloed van de huidcirculatie is hierbij na Harvey zeer duidelijk geworden, maar het wezenlijke van een besmettelijke ziekte is ook bij Baster nog een vergif in de lucht, dat kan ontstaan door rotting van plantaardige en dierlijke stoffen. In verband hiermede legt hij de nadruk op de schade door bedompte lucht in de steden, wil ventileren in gasthuizen en over volle schepen en verklaart zich tegen het begraven in de kerken. Bij 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 63