laat hierdoor duidelijk merken, dat hij geboren en getogen Zierikseeë- naar is. „De stad" (zie r. 19) kent namelijk dit voor- en tussenvoegsel in genoemde woorden (De Vin, Dial. Sch.-D. 24) in tegenstelling tot vri wel alle dorpen op het eiland. Veel vaert in visserie (r. 5)In tegenstelling tot het plattelands van Schouwen-Duiveland vee heeft het stadse dialect kennelijk het algemener woord „veel"Meer aangepast aan de algemene taal is ook reeds visserie De Brouwse garnalenvisser Johan van der Weele heeft niet veel later dan De Vos in zijn gedicht „Mijn Vak" nog het oudere woord vischterie (Kron. Zeem. (Sch.-D.) 1 (1976), 62 en 75), terwijl de veel jongere „Wullum uut Bru" in 1973 visserie schrijft (Kron. Zeem. (Sch.-D.) 3 (1978), 130). De verleden-tijdsvormen zagge (r. 6)kwamme (r. 19) en adde (r. 42) zijn eveneens voorbeelden van stads dialectgebruik in tegenstelling tot de algemeen op het eiland voorkomende vormen zaehekwaeme en of öde. Ten aanzien van de laatste wordt wel invloed van het Algemeen Neder lands aangenomen (De Vin, Dial. Sch.-D. 42), hetgeen voor het Zierik- zeese adde zonder meer waarschijnlijk is. Bij zagge en kwamme kan ge dacht worden aan een vroege imitatie van het Hollands, in het bijzonder het Rotterdams (verg. Dial. Sch.-D. 63) Ventje (r. 9) wordt op het eiland in het algemeen uitgesproken als „vintje". Ook bij andere woorden is de uitspraak met i_ ouder en oor spronkelijker dan die met e_, die als aanpassing aan het algemeen Neder lands beschouwd wordt. Zie hiervoor Kron. Zeem. (Sch.-D.) 1 (1976), 69/70 bij de bespreking van de uitdrukking „ripjel repje man". De femielje Cau (r. 20) was vanouds een bekende magistraatsfamilie in Zieriksee. De herinnering aan een van hen, mr. Johan Pieter Cau, een vroegere president van de arrondissementsrechtbank aldaar, werd lange tijd levend gehouden door de thans niet meer bestaande Caubrug („Cau- bruhhe") tegenover het voormalige tramstation. Zie (P.D. de Vos)Zie- rikzeesche straatnamen 24 (Zieriksee 1933; de naam van de schrijver staat niet op het titelblad) Burcht (r. 24) als aanduiding voor de plaatsnaam „Burg(h)" komt even eens met een t voor op een detail van een kaart van Schouwen uit 1540 (aldaar geschreven Burgtdat gereproduceerd is in Kron. Zeem. (Sch.- D.) 3 (1978), 83. Door zijn archiefwerk en historische onderzoekingen kan De Vos deze schrijfwijze gekend hebben. Afbraek (r. 25), afgebroke (r. 41) zijn ongetwijfeld ook stadse vormen. De algemene uitspraak op het eiland is: ofbraek, ovvebrookeHierbij hoort ook afgelege (r. 27) op het platteland: oweleehe Geweest (r. 29) maakt niet alleen door zijn voorvoegsel ge- (zie boven) de indruk door de algemene taal beïnvloed te zijn. Het verder op het eiland bekende ewist klinkt heel anders. De woorden „kallevers" (r. 31, 32) en „kalf" (r. 34, 35) hebben de Duivelandse en kennelijk ook Zierikzeese klankvorm. Deze gelijkheid is niet vreemd, omdat de uitspraak in het oostelijk deel van het eiland dezelfde is als in het algemeen Nederlands. Schouwen en Dreischor heb ben de oorspronkelijke Zeeuwse uitspraak met 5 (kölafkölevers)Zie De Vin, Dial_Sch.-D. 5, 48, 49 en Kron. Zeem. (Sch.-D.) 3 (1978), 127. Toe ten op d'eeste verdieping was (r. 33/34) „toen hij het kalf) op de eerste verdieping was" is een mooi voorbeeld van een Zeeuwse klank- 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 72