tectuur staan potten met vuur. In de kapitelen zijn doodskoppen ver werkt. Aan de voeten van de opgebaarde bevinden zich twee putti met o.a. de bovengenoemde machtssymbolen. De Dood heeft echter niet het laatste woord. Boven het skelet bevindt zich, rond de pot met vuur, de slang die in zijn eigen staart bijt, het eeuwigheidssymbool dat we ook op het grafmonument van de gebroe ders Ockersse aantroffen. Van de oren van de vuurpot hangen twee slin gers van eikebladeren en eikels naar beneden, een verwijzing naar duur zaamheid en kracht, zoals we reeds eerder zagen. Het monument wordt bekroond met het wapen van Mogge. Boven dit wapen tenslotte zien we de fenix, de mythologische vogel die, na een leven van vijfhonderd jaar, zich telkens op een bed van welriekende kruiden verbrande om na drie dagen verjongd weer op te staan. In de middeleeuwen is de fenix een symbool van de opstanding van Christus. In de barok verliest dit sym bool zijn uitgesproken christologische betekenis en wordt het een te ken van overwinning in meer algemene zin. DE GEWELFSCHILDERINGEN Uniek is het beschilderde houten gewelf van de grafkapel (afb. 4)De monochrome beschildering dateert van ongeveer 1750 en is van de hand van Pieter BossenblijHet gewelf is in vijf vakken onderverdeeld. In de beide zijvakken zien we, boven de zijmuren van de kapel, een ge schilderde balustrade. De werkelijke architectuur wordt als het ware geschilderd voortgezet. Het in elkaar laten overvloeien van architec tuur en schildering is typerend voor de barok. Van oudsher symboliseert het gewelf of de koepel de hemelse zöne. Dienovereenkomstig zien we in Dreischor een bewolkte lucht, waarin zich een aantal allegorische gestalten bevinden. We kijken als het ware in een ideeënhemel. Links op de balustrade zit de Overvloed, een „Vrouwe met een krans van koorenayren, houdende... de Overvloets hooren" (Pers, p. 401). Van de Overvloed wordt verder gezegd: „En vermits de Over vloed, een volheyt genaemt wordt... soo. stroytse haer Overvloed, hier en daer, op der aerde" (Pers, p. 401). Het strooien wordt op onze schildering overgelaten aan een putto met een mand met druiven, koren aren en bloemen, producten van de natuur, die alle door Ripa worden genoemd in verband met de Overvloed. Op de rechterbalustrade zit de Overwinning, een vrouw met een lauwertak in de rechterhand 9)De putto boven haar steekt de loftrompet. De trompet is het attribuut van de Roem 10) In het middelste vak wordt de Tijd verdreven door de Voorzichtigheid. In de renaissance en in de barok wordt de Tijd afgebeeld als een ge vleugelde naakte oude man, met een zeis of sikkel, een zandloper, en een slang die in zijn eigen staart bijt 11). Deze gestalte vinden we terug in Dreischor. De putto met de slangecirkel en de sikkel hoort bij de Tijd, zoals de putto met de mand bij Overvloed hoorde, en de putto met de trompet bij de Overwinning. De Tijd, zoals hij in de graf kapel voorkomt, doet ook aan de Dood denken. Vanaf de llde-12de eeuw komt de Dood met een sikkel of zeis voor. Zijn zandloper en vleugels ontleent hij sedert het eind van de 15de eeuw aan de Tijd 12)De do- 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 84