dende Tijd wordt echter weggeduwd door de Voorzichtigheid, herkenbaar
aan de spiegel der zelfkennis en de slang 13)
Links van de Tijd zitten putti op wolken bellen te blazen. Dit is een
allegorische illustratie van het klassieke spreekwoord „homo bulla"
(de mens is een waterbel)Niets is breekbaarder en vluchtiger dan het
menselijk leven, dat lijkt op een luchtbel in het water, die snel op
komt en verdwijnt. Dit spreekwoord was populair geworden sinds de „A-
dagia" van Erasmus. Het gezegde wordt sinds de 16de eeuw in beeld ge
bracht door een naakt bellenblazend kind met als verdere attributen
bijvoorbeeld een doodshoofd of een rokende pot. In de 17de-eeuwse
„genre"-schilderkunst leeft de allegorie verhuld voort in de bellen
blazende jongens 14)Ook in het vlak rechts van de Tijd is sprake
van vergankelijkheidssymboliek: de bloemen, die weldra zullen verwel
ken, en de rokende toorts zijn bekende vanitasmotievenIn de „genre"-
schilderkunst kan in het geval van pijprokende mannen wederom sprake
zijn van verhulde allegorie.
Samenvattend kunnen we zeggen dat op het gewelf tijd, dood en vergan
kelijkheid tegenover voorzichtigheid, overvloed en overwinning staan.
De deugd en het geluk overwinnen de vergankelijkheid en de dood.
Wat betreft de aard en de symboliek van de decoratie van de grafkapel
en haar monumenten concluderen we dat door middel van symbolen, perso
nificaties en allegorische gestalten aan de ene kant het leven en de
deugden van de doden worden verheerlijkt, aan de andere kant dood en
vergankelijkheid in beeld worden gebracht. Men kan hier spreken van
„retrospectieve" grafkunst: er wordt teruggekeken naar het verleden.
Het aardse portret van de dode wordt gepresenteerd. Het opschrift ver
meldt de ambten die hij heeft bekleed en de functies die hij heeft ver
vuld. De personificaties verwijzen naar de deugden die hij heeft be
oefend of die hoorden bij zijn beroep en stand.
Er bestaan ook grafmonumenten die meer „prospectief" van karakter zijn
Hier zij gewezen op middeleeuwse grafmonumenten die ons de dode tonen,
liggend op zijn tombe, de handen gevouwen, de ogen geopend, als het
ware wachtend op de verrijzenis. Het gelaat is geïdealiseerd: de dode
is weergegeven als 33-jarige, een verwijzing naar de leeftijd waarop
Christus stierf en opstond uit het graf, de leeftijd waarmee ook de
dode zal verrijzen. Boven zijn hoofd zien we een baldakijn, een afkor
ting van het hemels Jeruzalan. Soms zien we hoe twee engelen de ziel
van de overledene naar de hemel dragen. Bij gotische „aedicula11-graven
langs de kerkwanden ontdekken we soms, boven de liggende gestalte van
de overledene, een fresco met bijvoorbeeld een tronende Maria met het
Christuskind op haar schoot, en aan haar voeten een kleine knielende
figuur: de dode die om voorspraak vraagt 15)In dit soort grafkunst
wordt het aardse leven van de mens, en in zekere zin ook zijn dood, om
zo te zeggen overgeslagen, en wordt meteen doorverwezen naar de hemel
se toekomst. Sedert de renaissance echter heeft men, in navolging van
de Romeinse grafkunst uit de Oudheid, meer oog voor de mens en datgene
wat hij in zijn leven had gepresteerd. Maar tegelijkertijd komen, sa
men met het leven, ook dood en vergankelijkheid meer in het vizier.
Men zou in verband met de grafkunst zoals deze in Dreischor wordt aan
getroffen, kunnen spreken van een secularisatie van de vroegere middel
eeuwse grafkunst, die vooral op hemel en hiernamaals gericht was. Het
79