tussen Zijpe en Numansdorphaven om daar aan te sluiten op de eerder ge noemde tramlijn Zuid-Beijerland-Numansdorp-Rotterdam, welke lijn daar door meer vervoer zou aantrekken. Inmiddels had de R.T.M. haar stadsdiensten in Rotterdam moeten afsto ten toen daar de wens ontstond het tramnet te electrificeren. Met de uit de verkoop van de uit het trambedrijf in die stad verkregen gelden was het mogelijk haar - voor die tijd ambitieuze - plannen op de Zuid hollandse eilanden en op Schouwen-Duiveland te verwezenlijken. In 1899 waren de aarden banen van de twee delen van de Zeeuwse lijn ge heel gereed. Men moet zich echter over de aanleg daarvan in die jaren geen te eenvoudige voorstelling maken: het zand werd in rieten manden in de baan gebracht. De tramlijn op Schouwen-Duiveland volgde de gewone wegen, wat de kwali teit ervan niet bevorderd heeft, want daardoor kwamen er zeer scherpe bochten in voor, terwijl te Nieuwerkerk zelfs door de nauwe dorpsstra ten moest worden gereden, wat de snelheid van de tram tot circa 5 km. per uur beperkte. In later jaren, toen de aanvankelijk niet gedachte verlenging van de tramlijn van Brouwershaven naar Burgh tot stand kwam, zijn talrijke lijnverbeteringen tussen Brouwershaven en Zijpe uitge voerd, o.a. te Schuddebeurs en Nieuwerkerk, waardoor de reissnelheid belangrijk kon toenemen. Aanvankelijk was de snelheid waarmede de Nederlandse stoomtrams moch ten rijden op 15 km.gesteld, doch al spoedig - in 1889 - werd dit 20 km. per uur. De R.T.M. heeft echter steeds materieel aangeschaft dat voor veel grotere snelheden geschikt was, zelfs voor een snelheid van meer dan 45 km.per uur. Die 45 km.per uur mocht in latere jaren ook gereden worden. Omstreeks de eeuwwisseling ging de overheid zelf zich aktief bemoeien met de ontsluiting van het platteland teneinde de economische positie daarvan te verbeteren. Uit dien hoofde werden aan partikuliere tramweg maatschappijen renteloze voorschotten aangeboden, waarvan de terugbe taling afhankelijk werd gesteld van de behaalde exploitatieresultaten. Van deze regeling heeft de R.T.M. in sterke mate geprofiteerd; de over heid bleek zelfs niet alleen bereid de zogenaamde tramweghavens in het eilandengebied op haar kosten aan te leggen ten behoeve van de R.T.M. maar ook de onderhoudskosten voor haar rekening te nemen. Men zag wel in, dat de gebroken exploitatie: tram - boot - tram in dit toch reeds dun bevolkte gebied tot onevenredig hoge exploitatiekosten zou leiden. In 1899 nam de R.T.M., na goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders, het besluit de veerdiensten welke de tramlijnen in de Hoekse Waard met die op Schouwen-Duiveland en St. Philipsland zouden verbinden zelf in exploitatie te nemen. En zo, vermeldt het jaarver slag, werd aan de firma L. Smit en Zoon te Kinderdijk de levering op gedragen van een tweetal stoomschepen, lang 48 meter, breed 7 meter en van twee stoomschepen met een lengte van 32 meter en een breedte van 6 meter. Ook werd een sleepschip besteld voor het overbrengen van rollend materieel; dit laatste schip werd reeds binnen negen maanden afgeleverd. Op 27 april 1900 kon de tramlijn Brouwershaven-Steenbergen feestelijk geopend worden en drie dagen later mocht ook het publiek met het nieu we vervoermiddel kennis maken. Tevens werden in die dagen de veerdien- 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 91