DE ROTTERDAMSE TRAMWEG MAATSCHAPPIJ OP
SCHOUWEN-DUIVELAND
DOOR DR. H.J. VAN ZUYLEN
De Rotterdamse Tramweg Maatschappij (R.T.M.) werd op 12 november 1878
opgericht. Een tweetal particulieren had in dat jaar, bij een door de
gemeente Rotterdam gehouden „uitbesteding", op 15 augustus de concessie
verworven voor de aanleg en exploitatie van tramwegen op de rechter
Maasoever te Rotterdam. Deze concessie brachten zij in bij de oprich
ting van de R.T.M.
Al spoedig ontstond in het stedelijk gebied een voor die jaren uitge
breid net van paardentramwegen en een stoomtramlijn van Rotterdam over
Delfshaven naar Schiedam. Ook buiten de grote havenstad interesseerde
de R.T.M. zich voor het openbare vervoer, met name in Noord- en Zuid-
Holland. Zij kon dit doen, doordat, in de periode van haar ontstaan,
Rotterdam zich op grootse wijze begon te ontwikkelen en dit ook leidde,
dankzij het toenemende openbare vervoer, tot een gezonde ontwikkeling
van de R.T.M.
In dat laatste kwart van de 19de eeuw werd de bevolking van Rotterdam
twee en een half maal zo groot. In deze stad was werk genoeg, zowel bij
de aanleg en de exploitatie van de havens als bij de zich in snel tempo
ontwikkelende industrie. Aan de zuidzijde van de Nieuwe Maas begon de
groei van een geheel nieuwe stad: Rotterdam-ZuidEerst ontstond de
wijk Feijenoord, maar ook het dorp Charlois werd een stadswijk.
De landbouwcrisis van de tachtiger jaren zorgde voor een uitstoot van
de plattelandsbevolking en derhalve kwam een groot deel van de nieuwe
inwoners van Rotterdam van de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden; zij
vestigden zich vooral in dat nieuwe Rotterdam-Zuid. Aldus ontstond een
band tussen de stad Rotterdam en het ten zuiden daarvan gelegen eilan-
dengebied; een band tussen de geïmmigreerde eilandbevolking en de ach
tergebleven familieleden en bevriende relaties. Er groeide echter boven
dien een economische binding tussen de stad en het er ten zuiden van
gelegen eilanden-gebied, want het sterk in bevolkingsaantal toenemende
Rotterdam had behoefte aan de aanvoer van allerlei levensmiddelen.
Nu waren tot die tijd de verbindingen op de eilanden zelf nauwelijks
van enige betekenis; vrijwel het gehele vervoer, zowel van goederen als
van personen, geschiedde per schip. De dorpen op de eilanden lagen aan
het water of waren middels een kanaal met de stromen verbonden. De we
gen op de eilanden waren slecht begaan- en berijdbaar en in feite aan
gelegd om de dorpen en de landerijen met de havens te verbinden.
In de Hoekse Waard had een comité van belanghebbenden reeds in 1870 be
reikt, dat dit eiland een vaste oeververbinding kreeg met IJsselmonde,
het gebied waarop Rotterdam-Zuid haar onstuimige groei begonnen was.
Die Barendrechtse Brug gaf het evengenoemde comité weer aanleiding om
te streven naar een railverbinding tussen Rotterdam en zijn woongebied:
de Hoekse Waard. Op deze wijze zou genoemd eiland aansluiting krijgen
op het zich in die jaren sterk uitbreidende landelijke spoorwegnet.
De R.T.M. kwam met het comité in de Hoekse Waard in contakt, wat tot
gevolg had, dat een plan werd uitgewerkt voor een stoomtramweg van Rot
terdam-Zuid naar Oud- en Zuid-Beijerland. Voor de aanleg van deze tram-
83