een ander deugdelijk middel voor drinkwatervoorziening hebben. Regenbakken,
zelfs wat men pleegt te noemen goede regenbakken, kunnen in den regel niet
als middel voor drinkwatervoorziening worden beschouwd.
Aan de ontkennende beantwoording van de vierde vraag wordt toegevoegd, dat
de regeling van de betaling door de afnemers een zaak van intern beheer is,
die bij voorkeur aan het bestuur moet worden overgelaten. Vooruitbetaling
is overigens bij drinkwaterleidingen gebruikelijk."
Het tarief was zoals ook elders gebonden aan de woning. Men moest een vast
bedrag per kwartaal betalen, overeenkomstig de huurwaarde. Basis daarvoor
was het kadaster. Alle aansluitbare percelen werden geschat door drie com
missies. Deze hadden dezelfde voorzitter. Dit om de grote verschillen op
te heffen die er tussen de diverse gemeenten blijkbaar bestonden in de be
lastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen. Ook thans geen onbekend
verschijnsel. Men kreeg dan de „herziene kadastrale huurwaarde".
In 1929 werd een vaste schattingscommissie aangesteld van drie man voor
het beoordelen van de bezwaren die tegen de schattingen werden ingebracht
en voor verdere schattingen. Men onderscheidde niet minder dan 40 klassen,
lopend van 0,15 tot 1,50 per week. De huurwaarde van de hoogste klasse
lag tussen 900,en 1.000,per jaar. Voor deze bedragen werd een
bepaald aantal m3's, zoals dat heette, „beschikbaar gesteld". Dit was 13
m3 voor de laagste en 34,5 m3 voor de hoogste klasse per kwartaal. Dit
kwam neer op 15 cent per ra3, respectievelijk vrijwel 50 cent. Gebruikte
men meer water dan „op grond van het tarief toegelaten", dan moest men 30
cent per m3 bijbetalen. Er kon daartoe een controlemeter worden geplaatst.
Een bepaling was nog dat bij meer gezinnen in één woning voor elk volgend
gezin per kwartaal 14 m3 in rekening werd gebracht. Over woningnood gespro
ken. Voor een kuipbad (met lozing) moest 2,35 per kwartaal extra worden
betaald. Ook moest worden bijbetaald voor een closet.
Tenslotte moest 25 boven genoemde tarieven worden betaald als men in
Haamstede aan de transportleiding woonde en leidingwater wenste. De gemeen
te Haamstede immers, evenals Renesse, wilde geen aandeelhouder worden. Eind
1930 waren dit overigens maar negen aansluitingen.
Vele verplicht aangeslotenen wilden het water principieel niet gebruiken.
Men was daartoe ook niet verplicht. Men hoefde ook geen kranen in z'n huis
te laten maken met afvoerleidingen enz. Maar één kraan op een meter afstand
binnen de gevel moest er altijd zijn, meestal dan vlak achter de voordeur
geplaatst met een emmer eronder.
Sommigen met een goede regenbak weigerden te betalen voor het water, dat ze
immers niet gebruikten. Het dan toch moeten betalen heeft lang weerstand
gewekt, niet geheel onbegrijpelijk. Zo moest nog in 1957 een gerechtelijk
vonnis volgen om tot betaling te dwingen. Er dreigde zelfs openbare ver
koop van de woning. Dit kon pas na bezoek van de notaris aan betrokkene
en een „ernstig gesprek" worden afgewend.
Vooral in de beginjaren bleken velen het met de betaling niet zo nauw te
nemen. Het saldo waterdebiteuren beliep eind 1930 5.200,op een totaal
van 72.000,In Eikerzee was dat één post van 4,67. Eind 1931 stond
van 1930 nog open 1.949,en werden 2 personen met name vermeld. Toen
al werd mr. Du Croo te Zierikzee gemachtigd om bij niet-nakoming van de
103