verplichting door achterstallige betalers tot verkoop van de goederen over te gaan. Voor hen werden speciale kwitantiekaarten gedrukt om met wekelijk se afbetalingen van bijvoorbeeld 0,50 hun schuld vóór eind 1933 af te lossen. Nog in 1930 werd besloten de tarieven met gemiddeld 10 te verlagen, dat wil zeggen 15 voor de laagste 10 klassen, maar niets voor de hoogste 10. Ook de bijbetaling voor de closets verviel. Dit was mogelijk door betaalde rente voor leningen nog op de bouwrekening bij te boeken en als een actief, dus als bezit te beschouwen. In 1932 werd opnieuw besloten de tarieven te verlagen, nu met 5 voor al len. Per 1 januari 1938 volgde zelfs een algemene tariefsverlaging van 10 dit wegens verkregen renteverlaging op leningen. De toeslag voor een kuip bad verviel. Pas in 1949 gingen de tarieven weer omhoog. In 1933 werden de leveringsvoorwaarden in zoverre gewijzigd, dat voor huur woningen de huiseigenaar het abonnement moest betalen. De huurder was bij vertrek immers moeilijk te achterhalen. Bijbetaling voor meer verbruikte m3s dan in het abonnement begrepen was kwam weinig voor. Er waren weinig controlemeters aanwezig. Dat veranderde in 1935, toen besloten werd meer meters te plaatsen „om vermorsen van het water tegen te gaan". Het was een tijd van zuinig zijn en het verbruik, gemeten bij het pompstation, bleek sterk toe te nemen. Er waren ook mensen die zo „vriendelijk" waren brief jes te sturen waarin gewezen werd op gezinnen die veel water verbruikten. Daar moest maar eens een meter komen. Ondanks zuinigheid werd in 1938 door de tariefsverlaging voor het eerst verlies geboekt. Exploitatie Vóór de oorlog leken de drie achtereenvolgende tariefsverlagingen op een voorspoedige ontwikkeling te wijzen. In ieder geval groeide het aantal aansluitingen van 4.700 in 1930 tot 6.100 in 1940. De gemeenten Haamstede en Renesse werden ook aandeelhouders. Met Renesse begonnen de besprekingen hierover (opnieuw) in 1933, drie jaar na de ope ning dus al. Met Haamstede een jaar later. Ook het provinciaal bestuur zette zich hiervoor in. Voor Renesse werd een nieuwe berekening gemaakt in 1937. In dat jaar kon de NV een geslaagde obligatielening plaatsen a 3^ Haamstede en Renesse werden in verband daarmee uitgenodigd nu ook aandeelhouder te worden. Re nesse wees dit met 5 tegen 2 stemmen af. Na nieuwe correspondentie, met on der andere schattingen voor de tarieven en nadere voorwaarden, besloot de gemeenteraad toch op 29 augustus 1938 met 4 tegen 3 stemmen mee te doen. Voor de werken in die gemeente kon 53.000,tegen slechts 2 5/8 rente geleend worden. Haamstede hield de boot nog af. De gemeente vroeg verdere gegevens, maar stelde z'n beslissing steeds uit. Zij was uit op een gunstiger regeling dan de andere gemeenten. Het water werd immers in de eigen gemeente gewon nen. Hier werd echter niet op ingegaan. In 1939 werden de besprekingen hervat. Het ook bij de oprichting van de NV aktief geweest zijnde Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening verleende weer medewerking. Desondanks besloot de raad met 4 tegen 3 stemmen tot afwijzing. 104

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 106