die einden konden worden afgespuid. Zij moesten daarna geregeld gespuid worden, waartoe de funktie graver-spuier werd ingesteld. Een tijdrovende zaak was dit spuien. Het personeel was beperkt. Er waren naast de direkteur een boekhouder en twee klerken op kantoor, een machinist met hulpmachinist en een graver- terreinwerker op het pompstation. Dan een fitter met hulpfitter, graver- spuier en twee leerling-fitters (1935). In 1936 kwam er een controleur bij, later werd dit opzichter-controleur. De Raad van Beheer bestuurde de NV, statutair samen met de direkteur. De laatste had dus niet zo heel veel vrijheid. De Raad van Beheer besloot bij voorbeeld een perceel te laten herschatten, restitutie te verlenen voor het abonnement voor een badkuip die niet in gebruik was genomen (1935), een nieuwe zuiger voor motor I op het pompstation te laten maken, voor één uitgeloot stuk Zeeuwsche Hypotheekbank te Middelburg aan te kopen één stuk Nederlandsch-Indië tot besparing van kosten de girobiljetten per PTT-dienst uit te reiken (1937)de heer C. Bal te Zierikzee 1 m3 als teveel in rekening gebracht terug te betalen, 10 vaten smeerolie aan te kopen (1939) en dergelijke. Financiële zaken hield de Raad van Beheer geheel aan zichzelf. Bij ontsten tenis van de direkteur was de voorzitter waarnemend direkteur. Na het over lijden van de voorvechter van de waterleiding, Adriaan van der Weijde, op 20 januari 1933 volgde de heer R. Gerritsen, gemeenteraadslid te Zierikzee hem op, die sinds 1929 lid van de Raad van Beheer was. De voordelige exploitatiesaldi tot 1938 werden verkregen doordat jaarlijks het saldo werd bepaald, vóórdat op de activa (onder andere het buizennet!) werd afgeschreven. De „winsten" werden dan achteraf als „afschrijving" ge boekt, zodat per saldo winst noch verlies resulteerde. Op het hoofdbuizen net van bijna 1.000.000,was na 10 jaar in totaal slechts 8 afge schreven. En dat met aantasting door het zout in de ondergrond. Aandeel houders en ministerie keurden de jaarrekeningen overigens steeds goed. Niet vergeten moet hierbij worden dat het doel, een goede watervoorziening voor iedereen te bewerkstelligen in een onrendabel dun bevolkt gebied, waar toch wel wat weerstand was en ook nog goede regenbakken waren, welhaast noodzaakte de lasten te verschuiven naar de toekomst. Deze toekomst gaf echter eerst nog een oorlog en een watersnood te verwerken. NA 1940 De oorlog In de oorlog begon de misère. Toen kwam inundatie met evacuatie van een groot deel van de bevolking. De wateropbrengsten daalden en de corrosie van het buizennet nam toe. Aanvankelijk ging het nog goed. De Duitse be zetting (vliegveld) was een grote afnemer, met topverbruiken in 1942 en 1943. Het pompstation moest in die jaren 35 meer water produceren. Daar mee was de grens van de capaciteit bereikt en moest in droge tijden een schrobverbod worden ingesteld. Was de financiële positie in het jaarverslag 1940 „heel goed te noemen", 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 108