Ook meer andere lijken spoelden in den loop der weken aan, ze werden allen hier ter aarde besteld en vonden ver van huis en familie hier hun graf. Nu brak de 16 de Mei aan, heel dien dag werden wij beschoten door mitrail leurs vanaf Anna Jacoba Polder. De kleine kogels vlogen den geheelen dag over het dorp, hier en daar nog eenige schade aanrichtend, In den loop van den dag zag men vele bewoners, van buiten de kom der gemeente liggende huizen met pakjes en koffers met kleeren enz. naar het dorp vluchten om daar ergens een schuilplaats te vinden. Langzamerhand werd het echter stil op het dorp, want een ieder was bevreesd voor de rondvliegende kogels. Had den al de oorlogsdagen zich voor het gemeentehuis steeds veel menschen op gehouden, nu zag men er geen mensch meer. Ook de vele ordonansen die op hun motors telkens heen en weer vlogen waren ook verdwenen. De politie en zij die in 's Rijks dienst waren begaven zich in den middag nog naar het gemeentehuis om daar hun ordeteekenen in bewaring te geven. Ongeveer 5 uur verscheen er een auto voor het Gemeentehuis, daarin werden alle boeken en stukken der gemeente ingeladen en weggebracht. Nu werd het Gemeentehuis ge sloten, iets wat na al de drukte der laatste dagen vreemd aandeed, en stil en verlaten lag daar de Oudestraat. Wat zou dit alles nu toch beteekenen vroeg men zich af maar we zouden het gauw genoeg weten. Het werd acht uur in den avond, het was doodelijk stil op straat, niets of niemand vertoonde zich meer, een gure alles doordringende wind, woei over ons dorp, bergen zand en stof opwaaiend. Troosteloos en triest was het weer evenals de toekomst, die er al even on heilspellend uitzag. Temidden van die ijzige stilte hoorde men plotseling een alles doordringende knal, een granaat viel neer en ontplofte op een telefoonpaal midden in de Oudestraat, overal in den omtrek schade aanrich tend, een tweede granaat kwam neer op het huis van dhr. Jan de Korte, het werd deerlijk gehavend en er ontstond een begin van brand, dat spoedig gebluscht werd. Overal waren de ruiten stuk en nog meer granaten knetter den over het dorp. De woning van de Heer L. de Waal moest het nu ontgelden, en werd deerlijk gehavend. Ongelukken kwamen wonder boven wonder niet voor, hoewel er heel wat personen in een kamer zaten waarvan de buitenmuur werd weggerukt. Meer granaten kwamen terecht op het oude mannen- en vrouwenhuis „Den Bal" en het Jeugdgebouw, zonder echter veel schade aan te richten. Een wonder mag het genoemd worden, dat niemand lichaamlijk letsel kreeg als men later zag waarheen de kogels en de scherven gevlogen waren. Eenige angstige uren had men doorgemaakt en vele burgers hadden dan ook de vlucht genomen naar Ooster- en Sir Jansland, bang als ze waren, dat zoo iets zich weer herhalen zou. Maar het was en bleef heel den nacht rustig men gaf aan het gebeurde een vreedzame verklaring en men ging tamelijk rustig den nacht in. Maar het was de laatsten nacht, dat wij als Bruenaars, Nederlandsch waren, want toen nien den volgenden morgen wakker werd wisten wij al gauw, dat de vijand in den nacht in alle stilte ons dorp was binnen gekomen en de macht in handen had. Nu was het lang gevreesde dus werkelijkheid geworden: de Duitschers waren er. Men zag hoe groote troepen soldaten zich even buiten het dorp in den grooten tuin van Dr. de Koek, en in de daaraan grenzende tuinen hadden neer gevlijd, om wat uit te rusten. Het waren de stoottroepen, ruwe, norsche kerels die ontzag inboezemden. Op den straatweg zag men lange rijen van allerlei oorlogsmateriaal en voer tuigen die alle optrokken in de richting „Schouwen". Een zwaar bewapend leger had zijn intrek op ons rustige eiland genomen." 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 125