verlaten. Daar werd hij opgewacht door Cornelis Willemsz. en Yeman Cornelis,
leden van de raad, die opdracht hadden om niemand uit de stad te laten ver
trekken. Oele werd kwaad en richtte „vierighe woirden" tot de raadsleden en
schold ze uit voor dieven en verradersDe raadsleden vertelden van hun op
dracht, maar Oele antwoordde: „ick en passé noch op bailju, noch burgemees
ters, noch scepenen, het zijn al dieven en verraders". De vierschaar kende
geen pardon en veroordeelde Oele Reylofz. op 2 september 1502 tot zeven jaar
verbanning. Hij mocht pas weer in de stad terugkomen als hij een bedevaart
naar Sint Pieter in Rome had gemaakt en daarvan een deugdelijk bewijs had
overgelegd aan één van de burgemeesters. Na zijn terugkeer moest hij binnen
veertien dagen baljuw, burgemeesters en schepenen om vergiffenis vragen en
dat alles op straffe van de dood 22)
Dat de tegenstellingen tussen Hoeken en Kabeljauwen nog lang voortduurden
leert ons een vonnis uit 1510. Meester Aelbrecht Clausz. trof bij de Gast-
huisbrug (tegenover de Gasthuiskerk) burgemeester Jan Cornelisz. en riep
hem, terwijl veel mensen rondom hem stonden, toe: „Ghij meent die cabeljaus
te regieren, mar die cabeljaus sellen U regieren, spijt u harte ende dat
ghij dol worden sout"! Toen hij de volgende dag weer op de brug kwam, ver
telde hij de omstanders dat hij er geen spijt van had zo tegen de burgerva
der te zijn uitgevallen. De schepenen waren even onverzoenlijk. Meester Ael
brecht werd voor zes jaar verbannen en kreeg boetes van 60 pond voor de
baljuw en 10 pond voor de stad. Hij mocht pas weer terugkeren in de stad,
als hij een bedevaart naar Sint Pieter in Rome had gemaakt op straffe van
de dood. Hij moest een deugdelijk bewijs van zijn bezoek aan Rome meebren
gen. Na zijn terugkeer moest hij de drie eerstvolgende zondagen voorop-in
de processie lopen in linnen kleren, blootshoofds en op blote voeten met
een brandende kaars in zijn hand, die drie pond moest wegen. Op de laatste
zondag moest hij de kaars aan Sint Lieven offeren en daarna verschijnen op
het stadhuis om daar een „ghebacken glas" te plaatsen, op aanwijzen van de
thesauriers, met daarin zijn misdaad geschreven en ook dit alles op straffe
van de dood 23)
Het laatst aangetroffen vonnis met een bedevaart naar Rome troffen we aan
in 1517. Lyevyn Cornelisz., bijgenaamd mijn cluyfkin, richtte in 1515 zoveel
onheil aan in het huis van zijn stiefvader Yeman en zijn moeder Cornelie,
dat de vierschaar hem veroordeelde tot boetes van 60 pond voor de baljuw en
10 pond voor de stad. Hij werd drie jaar verbannen en mocht pas weer terug
komen als hij een bedevaart naar Rome had gemaakt en daarvan een deugdelijk
bewijs had meegebracht. Lyevyn Cornelisz. kwam echter wel eerder terug. De
vierschaar veroordeelde hem tot boetes van 40 pond voor de baljuw en 5 pond
voor de stad. Hij moest boven de reeds opgelegde verbanning van drie jaar
nog een jaar langer wegblijven en zou hij weer binnen die tijd terugkeren,
dan zou hij ter dood worden gebracht 24)
SANTIAGO DE COMPOSTELLA
Na het Heilige Land en Rome was Santiago de Compostella het derde grote
reisdoel van de pelgrims. In Santiago de Compostella kon hij het graf zien
van de apostel Jacobus de Meerdere, broer van Johannes. Volgens een legende
had Jacobus in Spanje gepredikt en na zijn dood in Jeruzalem was zijn li
chaam in Spanje terechtgekomen.
Bij de bedevaarten naar Rome wezen wij ook reeds op de bedevaarten naar San
tiago de Compostella in de rechtsbronnen van Zierikzee. Hoewel de bedevaart
naar Santiago de Compostella populair was, is het aantal veroordelingen in
31