opgang moest hij de stad verlaten en pas weer terugkeren als hij een bede vaart „toeten heiligen drie coningen te Coelen" had gemaakt. Daarvan moest hij een deugdelijk bewijs overleggen op straffe van het verlies van zijn hand. Binnen acht dagen na zijn terugkeer moest hij Sint Lieven en het Hei lig Sacrament elk een kaars van twee pond offeren. Binnen diezelfde tijd moest hij voor schout, burgemeesters en schepenen blootshoofds verschijnen en hen daar op zijn knieën verklaren dat hij van zijn woorden spijt had op straffe van een boete van 60 pond 39) Willem Adriaensz. Speelman, deken van het zakkendragersgilde, weigerde een gildebroeder in het gilde toe te laten, waarmee hij handelde tegen de beve len van de burgemeester. De rechtbank veroordeelde hem op 21 februari 1549 tot boetes van 40 pond voor de baljuw en één pond voor de stad, een jaar verbanning en een bedevaart naar Keulen. Op de eerste zitting van de sche penen na zijn terugkeer moest hij op het Gravensteen voor de burgemeester en de schepenen verschijnen „bloodshoofs ende voeten" met een brandende kaars in zijn hand van een pond was en de heren vergiffenis vragen op straf fe van het afhakken van zijn hand 40) De laatste veroordeelde tot een bedevaart naar Keulen was Lieven Betsmansz., cipier van het Gravensteen. Door zijn onoplettendheid kon de gevangene Jan Govertz. vijchbacker, beschuldigd van ketterij, ontsnappen. De schepenen veroordeelden hem op 29 maart 1560 tot boetes van 20 pond aan de baljuw en drie pond aan de stad. Hij moest voor zonsopgang op bedevaart naar Keulen gaan en mocht pas weer terugkomen als hij een deugdelijk bewijs bij zich had. Op de eerstvolgende zittingsdag van de rechters na zijn terugkeer moest hij God en de justitie om vergeving vragen op straffe van het verlies van zijn rechterhand. Zijn baantje was Lieven Betsmansz. in elk geval kwijt. Hij werd ongeschikt verklaard om de funktie van cipier nog langer te ver vullen 41) Ook andere steden hebben Keulen als „specialiteit". Van Herwaarden vermoedt wel een verband tussen bestaande devoties en het aanwijzen van bedevaarts oorden in de rechtspraak, maar zeker is daarover niets bekend door het ont breken -ook in Zierikzee- van kwantitatieve gegevens over vrijwillige bede vaarten 42) EINSIEDELN (ZWITSERLAND) In het Zwitserse Einsiedeln werd reeds vanaf het einde van de tiende eeuw een zwart madonnabeeld vereerd. Er zouden talloze wonderen zijn geschied na een bezoek aan deze plaats. Ook van Einsiedeln vond Van Herwaarden een aantal veroordelingen in het ar chief van het Hof van Holland. Jacob Jan Kantszhad „op een dobbelspel God versaict" en vele andere „ontamelike woirde" gesproken. Het gerecht van Zie rikzee had hem veroordeeld tot een bedevaart naar Onze Lieve Vrouwe in Ein siedeln, maar Philips de Goede schold hem in 1438 de straf kwijt 43). Jan Dirxz. die platynmaker en Coppe Gillis Wittenz. werden door het Zie- rikzeese gerecht wegens „onsedicheyt" veroordeeld tot een bedevaart naar „Eenzeele". Philips de Goede schold hen de straf op 27 mei 1439 kwijt; ze moesten echter wel de boete aan de baljuw betalen 44)In hetzelfde jaar schold de graaf de bedevaart kwijt aan Heyn Simon Rengersz. wegens vechten. De graaf meende dat dit „een onnosel sake" was 45)In de Zierikzeese keurboeken komen ook een aantal bepalingen voor, die bedevaarten naar Ein siedeln bevatten. In artikel 132 van het keurboek van 1466 werd bepaald dat zware beledigingen, zoals het zeggen: „du bist een quaet dieff", gestraft 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 36