12 november (de dag van St. Lieven) de reliek in een plechtige processie rondgedragen 55)De binding met de St. Baafsabdij werd in de 14de eeuw verbroken 53) Ondanks het verdwijnen van een direkte binding werden regelmatig personen door het Zierikzeese gerecht veroordeeld tot een bedevaart naar Gent. 23 mannen en 2 vrouwen moesten naar St. Lieven. Van Herwaarden constateert dat er geen relatie is tussen de patrocinia van de steden en de frequentie van de opgelegde bedevaarten naar vereringsplaatsen 56)Voor Zierikzee kan dat echter moeilijk volgehouden worden. Alleen uit Zierikzee zijn bedevaarten bekend naar St. Lieven in Gent 57) en dat accentueert eens te meer de stelling dat er ten aanzien van Zierik zee wèl sprake is van een relatie tussen het patrocinium van de stad en de belangrijkste vereringsplaats van de heilige. Het hoge aantal veroordeelden naar een toch als bedevaartplaats vrij onbekende St. Lieven in Gent wijst er duidelijk op dat Zierikzee op dit punt een uitzondering moet zijn op de al gemene regel. Eerst vanaf 1509 werden personen naar Gent veroordeeld. Op 31 maart 1509 werden Betsman Hugesen, Pier Pier Wissez. en Pier Buys veroordeeld wegens het in hun bezit houden van vee, dat niet hun eigendom was en waarvoor zij reeds eerder veroordeeld waren. Zij moesten elk 60 pond aan de baljuw en 10 pond aan de stad betalen. Verder moesten ze een bedevaart naar St. Lieven in Gent gaan maken en daar een kaars van een half pond was gaan offeren. Bij hun terugkomst moesten ze een bewijs meebrengen en dat overhandigen aan de burgemeester op straffe van het afhakken van hun hand 58) Tien jaar later, in 1519, tijdens de ommegang van Sint Lieven, sloeg Antho- nis Wolfardsz., bijgenaamd Mockardt, Jan Closse in het gezicht. De vierschaar zond Anthonis, ongetwijfeld omdat het misdrijf tijdens de ommegang van Sint Lieven had plaatsgevonden, naar Gent, waar hij op het altaar van Sint Lie ven een mis moest laten opdragen 59) Veroordelingen naar Gent kwamen nog ver in de tweede helft van de zestiende eeuw voor. De laatste veroordeling tot een bedevaart door de Zierikzeese vierschaar betrof ook Gent. Clais Jansen Boere en Dierick Heynrixz. maakten in 1571 groot rumoer op straat en bezorgden overlast aan de deur van Neel- ken Aelewijns. Het gerecht veroordeelde hen elk tot boetes van 20 pond voor de baljuw en drie pond voor de stad. Voor zonsopgang moesten ze de stad verlaten en mochten niet terugkeren, voordat ze een bedevaart naar Sint Lie ven in Gent hadden gemaakt en daarvan een deugdelijk bewijs hadden overge legd op straffe van geseling met de roede 60) De tweede bedevaartplaats in de Zuidelijke Nederlanden waar Zierikzeeënaars ter bedevaart heen werden gezonden, was Halle. Deze plaats was in vergelij king tot de andere Mariavereringsplaatsen van minder grote betekenis, maar vanuit de Nederlandse gewesten werd ze toch regelmatig bezocht, omdat de afstand geringer was. Uit vrijwel alle Zeeuwse steden zijn strafbedevaarten naar Halle bekend. De 17 veroordeelden werden om uiteenlopende redenen naar Halle ter bedevaart gestuurd. Het meest komt lasteren en beledigen van overheidsdienaren voor. 's Middags 20 mei 1546 vroeg de stadsschout op de Brede brug aan Cornelis Christiaensz. of deze nog koren op zijn zolder had. Cornelis antwoordde dat hij geen koren meer had, hij moest immers zijn brood zelf kopen. Marinus Claesz. slepere mengde zich in het gesprek en zei op hoge toon tegen de schout: „daer es corens genough in stede, waer 't gelijcke gedeeld over den armen als den rijcken"! Dat was een grove belediging, gericht aan het stads bestuur tegen zijn beleid. De volgende dag veroordeelde de vierschaar hem tot een boete van 10 pond voor de baljuw en één pond voor de stad. Voor 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 39