van één van haar vingers. Binnen veertien dagen moesten zijverklaren dat zij hadden gescholden „uuyt hitte van bloede" en dat Cateline „een goede vrou we" was op straffe van verdubbeling van de boete 63) De laatst veroordeelde naar Geraardsbergen was Jacop Willem Jacopsz. alias brouck in 1520. In de vierschaar had hij de burgemeester beledigd door on der andere tegen hem te zeggen: „ghij doet ons ongelick, wille ende geen recht". De vierschaar duldde een dergelijke belediging niet en veroordeelde hem tot het betalen van een boete aan de baljuw van 40 pond en aan de stad één pond. Op straffe van het afhakken van zijn hand moest hij ter bedevaart naar „Sinte Adryaen in Vlaenderen" 64) De laatste Vlaamse bedevaartplaats is Aardenburg. In 1502 werden Cateline Lauwe, Claes Pier Papezoen en Mariken Lievens veroordeeld wegens het stelen van hout, dat toebehoorde aan de polder Schouwen. Ze moesten vijf pond aan de baljuw betalen en de schade aan de polder vergoeden op straffe van een dubbele boete. Voor zonsopgang moesten ze vertrekken en een bedevaart gaan maken naar Onze Lieve Vrouwe in Aardenburg. Kwamen ze terug zonder daar ge weest te zijn of een bewijs te hebben meegebracht, dan zou Claes' hand af gehouwen worden en de beide vrouwen de toppen van hun duimen 65) De twee resterende Zuid-Nederlandse bedevaartplaatsen zijn: Saint Hubert in de Ardennen en Onze Lieve Vrouwe in Luxemburg. In Saint Hubert worden de relieken van Hubertus, de eerste bisschop van Luik bewaard. Tot een bede vaart naar „Sinte Hubrechts" werd in 1499 veroordeeld Brune Arentszoen, die 's nachts met een broodmes een ander had verwond 66). Tot een bedevaart naar Luxemburg werd in 1490 veroordeeld: Jacop Willemsz., bijgenaamd Cop Wil, wegens het herhaaldelijk bezorgen van overlast aan zijn vrouw. Hij moest onder meer 5.000 stenen aan de kerk en aan de stad leve ren. Op straffe van het verlies van zijn hand moest hij ter bedevaart naar Onze Lieve Vrouwe in Luxemburg 67) NOORDNEDERLANDSE BEDEVAARTPLAATSEN Wanneer we de Zeeuwse bedevaartplaatsen buiten beschouwing laten, is het aantal veroordeelden naar Noordnederlandse plaatsen, 32, gering in verge lijking met de Zuidnederlandse: 62. Slechts twee plaatsen zijn er waarheen de veroordeelden moesten gaan: Egmond en Amersfoort. In de abdij van Egmond in Noord-Holland werd Adelbertus begraven. Hij was de eerste aartsdeken van Utrecht en overleed omstreeks 740. Opvallend is het hoge aantal vrouwen, dat vanuit Zierikzee gestraft werd met een bede vaart naar Egmond. Onder de 21 veroordeelden zijn 12 vrouwen. Alle vrouwen werden wegens prostitutie of overspel veroordeeld, terwijl bij de mannen deze delicten de hoofdtoon voeren. Alle veroordelingen zijn uit de periode 1490-1519. De reden dat zij naar Egmond moesten, is gelegen in het feit dat daar op Witte Donderdag in de abdijkerk een volle aflaat te verdienen was 68) In 1492 werden Cornelis de scoemaker, bijgenaamd Dingelsche, en zijn vrouw Willemijne veroordeeld. Cornelis wist dat zijn vrouw in overspel leefde, maar had hiertegen niets ondernomen. Hij moest een bedevaart gaan maken naar Keulen. Willemijne, die samenleefde met Jonge Clais, stuurman uit Brouwers haven, moest op bedevaart naar Egmond 69) Op 7 maart 1505 stond Jan Tonisz., woonachtig in Kerkwerve, terecht. Hij had overspel gepleegd met zijn nichtje en moest 40 pond boete betalen aan de baljuw en vijf pond aan de stad. Aan de kerk moest hij binnen 14 dagen 10.000 stenen leveren en hij was verplicht een bedevaart te gaan maken naar Egmond 70)Als laatste voorbeeld van een veroordeelde naar Egmond noemen 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 41