36. K. Heeringa, Rekeningen van het bisdom Utrecht 1378-1573, Utrecht 1926-32, biz. 508. 37. P.M. Grijpink, Register op de parochiën, altaren en vicarien en de bedienaars, zoals die voorkomen in de middeleeuwsche rekeningen van den officiaal des aartsdiakens van den Utrechtschen dom, A1 dam 1914 (Scaldia) 38. Uit Schouwen-Duivelands Verleden: Koudekerke en zijn Plompe toren, door P.D. de Vos (1947, pag. 24 e.v. 39. J.L. Braber en W.P. de Vrieze, Schouwens Westhoek zoals het was, Zierikzee '71, pag. 77 Het beeldje is thans in privébezit te Middelburg. 40. Van Westvoorne tot St-Adolfsland, Historische verkenningen op Goeree-OverflakkeeDe Motte, 1979, pag. 72. Interessant zou zijn om na te gaan of het beeldje te Midwolda (Gr.), gedateerd 1470-80, overeenkomt met beeldjes uit Burgh en Dirksland. Waar werden deze gefabriceerd? De datering eind 14e eeuw is waarschijnlijk een druk fout. (Tent.cat. 500 jaar klooster Ter Apel: Van metten tot vespers, Ter Apel 1966, nr. 33. Met dank aan Ellen Muller) 41. Afbeelding is aanwezig in Archief van de Archeologische Dienst van Zeeland te Middel burg 42. Jammer genoeg is er veel verloren gegaan van het klooster Sion te NoordgouweHet 'be hoorde aan de Karthuizers, die zich hebben ingespannen de Annadevotie te verbreiden. De orde telde 17 kloosters, waaronder St-Anna te Brugge. Wouter Bor, karthuizer te Arn hem, vertaalde de historie van St-Anna voor de nonnen van het naburig klooster 1500; Pieter Doorlant uit Diest deed hetzelfdesterk geïnspireerd door het werk van Van Denemarken Zie ook H.J.J. Scholtens, De kartuizers bij Zierikzee, in: Haarlemse Bijdragen 53 (1936)blz. 165-226. 43. A. van Elslander, Het refrein in de Nederlanden tot 1600, Gent 1953. 44. K.B. Den Haag 132F7. P.J. Meertens geeft een opsomming van de refreinen in zijn artikel pag. 248, 249, 250. Gezien de aard van het artikel onthoud ik mij van uitgebreider codicologisch commen taar. De besproken refreinen staan in het HS op de pagina's: 90/ - 90v/ 91/92. Zie de translitteratie, blz. 45. Meestal wordt Anna voorgesteld als de tak, Maria als de bloem en Christus als de vrucht. 46. Zie Katholieke Encyclopedie; Ook H. Grotefend, Taschenbuch der Zeitrechnung des Deut- schen Mittelalters und der Neuzeit, Hannover 1960. 47. Zie P.J. Meertens t.a.p. 274. 48. Ik raadpleegde de editie-Meerseman, K.B. Den Haag 170E7 (1487). 49. P.D. de Vos, Rederijkerskamers op Schouwen-Duivelandin: Zierikzeesche Nieuwsbode 19 okt. 1923. 50. Voor de translitteratie van het achtste refrein dank ik de heer P.J. Verkruysse, Universiteit van Amsterdam. Ik dank de heer H. Uil voor zijn assistentie bij de trans litteratie van het negende refrein. 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 73