4 w a,mt 1000.- it Deze manier van werken gaf nogal eens aanleiding tot meningsverschillen. De bietenlossers werkten per mand. Ook voor de bietentelers was een goede telling absoluut noodzakelijk. Een fout in de telling of het wegen van een te volle mand had dikwijls een heftige woordenwisseling tot gevolg. Een grote verbetering was dan ook de komst van de weegbruggen of in de volksmond: „fairbank". De eerste zijn 1880 gesticht. De oprichters waren de boeren-bietenleveranciers. Op verschillende plaatsen waren ook midden standers, zoals bakker en schilder aandeelhouders. Wat de reden van de laatsten om aandeelhouder van een weegbrug te worden is geweest, is onbe kend. Mogelijk dat ze er een goede geldbelegging in zagen. Ook het feit dat ze dan de vergaderingen van de weegbrug bij konden wonen, is misschien een oorzaak. Vooral de jaarvergaderingen waren dikwijls zeer gezellig en lie pen nogal eens uit. Een gevolg van de weegbrug was ook dat de manier van lossen werd gemoderni seerd. De z.g. „peeschuven" kwamen in gebruik en met de „peeriek" werden de bieten van de wagen over de „peeschuven" in het schip gegooid. Een „pee- riek" heeft vijf of zes tanden met knoppen aan het eind. Een „peeschuuve" was een houten goot met een lengte van 5 meter en 1 meter breed. Ze werd op een „schraege" geplaatst naast de wagen. Het andere eind kwam boven het schip en rustte op de havenbeschoeiing of werd met een touw aan de giek van de scheepsmast gehangen. Ook kwamen er „peekruwaegens" in gebruik. Met deze kruiwagens werden de bieten in het schip gereden over de „peegank". Deze kruiwagens hadden een grotere inhoud dan de bietenmanden en waren dus werk- besparend. 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1980 | | pagina 76