handelaar te Zierikzee afwijzend werd beschikt, kwam in 1907 opnieuw een
waterleiding voor Zierikzee in de gemeenteraad ter sprake. Er werd geld
voor onderzoek gevraagd. De Gezondheidscommissie achtte zich verplicht de
raad in te lichten over de toestand van de regenbakken en de kwaliteit
van het regenwater. Met klem wordt ook in 1907 aangedrongen op bevordering
van de totstandkoming van een drinkwaterleiding.
De onderhandelingen van Zierikzee mislukten echter en toen besloot de Ge
zondheidscommissie in 1908 zelf een poging te doen. Na overleg met de in
specteur van de Volksgezondheid Van Ledden Hulsebosch zou een deskundige
worden uitgenodigd. Doordat een nieuwe concessie-aanvrage bij de gemeente
werd ingediend, moest worden gewacht. Ook deze had echter geen positief
gevolg.
De Gezondheidscommissie zette nu door. Met medewerking van de gemeente
bouwmeester van Zierikzee, de heer Swartbol, die een waterleiding praktisch
en financieel mogelijk achtte, werden de heren Visser en Smit („aanleggers
exploitanten van waterleidingen") uitgenodigd.
De heren Visser en Smit kwamen met een plan voor Zierikzee met kostenbe-
groting, met opgave van kosten voor een proefboring. Voor de overige ge
meenten werden de kosten te hoog geacht.
Het waterleiding-comité
Voor de nadere uitwerking van het plan werd vervolgens in 1909 een comité
opgericht. Daarin hadden zitting, met de leden van de Gezondheidscommissie,
de burgemeesters van de belanghebbende gemeenten en een aantal ingezetenen
van Zierikzee. Voorzitter werd de heer J.A. Spruijt, arts, secretaris de
heer mr. H. Polvliet, advocaat en procureur, beiden uit Zierikzee.
Een tweetal boringen in de duinen werd uitgevoerd. Eén aan het einde van
de Moolweg te Renesse en één een kilometer benoorden Haamstede bij de
Breedsteweg. Die te Renesse tot 49 m diepte leverde zout water op, die in
Haamstede water dat nitraten en nitrieten bevatte en niet geheel helder
was. Een aanvullend onderzoek werd nodig geacht.
Het Waterleiding-comité vroeg daartoe financiële steun aan de toenmalige
Staatscommissie voor drinkwatervoorziening. Deze was juist in 1910 opge
richt, speciaal voor de watervoorziening ten plattelande. De taak was
voorlichting aan gemeentebesturen te geven over de technische voorberei
ding en de financiële opzet. Daartoe was in 1910 een post op de staatsbe
groting uitgetrokken.
De Staatscommissie wilde wel hulp verlenen, maar vond het wenselijk dat
dan niet alleen de gemeente Zierikzee, maar heel Schouwen-Duiveland van
een goede centrale waterleiding zou worden voorzien. Dit omdat besmette
lijke ziekten ten plattelande, met name tyfus, vaak gebleken waren een ge
vaar voor de nabij gelegen grotere steden te zijn. Behalve door direkt
kontakt konden deze ziekten immers ook door het gebruik van tuinbouwpro-
dukten en melk uit besmette streken verspreid worden, bijvoorbeeld door
het gebrek aan goed water voor het spoelen van groenten en melkvaten.
94