Joös' sterk ontwikkelde gevoel voor humoristische situaties; 2. het gebruik ook hier van oude Schouwse woorden als: a) ketievig „gebrekkig door ouderdom, sukkelend" (Wdb. Ze. dial. 413 b bij katievig). Het Middelnederlandse keitivich (Verdam, Mnl. Handwdb. 285 b) blijkt in zijn betekenissen „el lendig, rampzalig" en „koudbloedig" uitersten te vertonen, waar die van het Schouwse woord ongeveer tussenin ligt. De betekenis hiervan is na verwant aan die van het eveneens Middelnederlandse keitijf (znw.) „stakker, stumper, tobber" (Verdam, als boven). In het Vlaamse volksliedje „Lapper Krispijn" van Emiel Hullebroeck (met tekst van René de Clercq)2' komt de regel voor: „Hoe groeide uit dat lustige Grietje, Die knorrige dolle katijf?" Wij hebben hier kennelijk te doen met een ongunstige betekenisontwikkeling van het woord. Volgens Franck-Van Wijck, Etym. Wdb. 343 a (zie bij II Kraan) is katijvig, mnl. keiti vich als afleiding van het zelfst. naamwoord keitijf voortgekomen uit een Picardische (Noordfranse) vorm met k van het franse chétif, dat in al zijn betekenissen duidelijk ver wantschap toont met die van het Schouws ketievig en Middelnederl. keitivich. Franse leen woorden zijn vaak door bemiddeling van de Picardische streektaal in het Nederlands over genomen en uiteraard het eerst in Zuidnederlandse streektalen als Vlaams en Zeeuws; b) teikede „tekende", zeer ouderwetse uitspraakvariant, zowel in Schouwen als in Duive- land (De Vin, Dial. Sch.-D. 12, 52); c) daekeiers „eieren van een daeke, d.i. een tureluur", een gelukkig in de Schouwse inlagen nog steeds voorkomende broed-en trekvogel (Sterna 25 (1981), nr 1, blz. 5). Over het woord daeke schreven wij uitvoerig in Kron. Zeem. (Sch.-D.) 3 (1978), blz. 127; 3. de toespeling op de uitslag van de Statenverkiezingen 1939 in de slotalinea van de hier besproken brief: „As t'r eën dienk mee deze stemmerie elder ooren is, dan is 't wè, da m'n ier niks van 'n nieuw soort boezeroe motte „Joös" doelt hier kennelijk op de ernstige nederlaag van de N.S.B. bij deze verkiezingen, die drie dagen tevoren reeds uitvoerig ver meld was in de „Zierikzeesche Nieuwsbode",3' het blad waaraan „Joös van Jaone" als „Joös van Joane" (pseudoniem voorM. J. Kosten 1891-1971), auteur van de Brieven uut Schouwen" in de „Zierikzeesche Nieuwsbode". hoofdredacteur M. J. Kosten lange tijd verbonden is geweest. Aan de nationaal- socialistische uniformen van Mussert's partij had men blijkbaar op Schouwen-Duiveland weinig behoefte, evenals trouwens in heel de provincie Zeeland.4) 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 119