paard in gebruik, vergelijkbaar met het Groninger of Oldenburger type paard. Zwaardere paarden waren eveneens nodig doordat de mechanisatie in de landbouw op gang kwam in de vorm van maaimachines enz. In de Westhoek van ons eiland zijn de lichtere paarden nog lang in gebruik gebleven. De gehele menwagen bestond dus uit een aantal onderdelen, welke in los verband in elkaar zaten. De onderdelen konden dus aan alle kanten ten opzichte van elkaar bewegen. Dit was dan ook wel nodig, de wegen waren in de vorige eeuw en daarvoor allererbarmelijkst, voor al in de winter en het gebeurde maar al te vaak dat een achterwiel in de „dulleve" zakte bij het nemen van een smalle dam. Wanneer de wagens star in elkaar hadden gezeten, zouden ze binnen de kortst mogelijke tijd uit hun verband gewrongen zijn. Door de slechte wegen, karresporen meestal, was het nodig dat de wagens hoge wielen had den. Vaak zakten de wielen enige tientallen centimeters in de modder, die de assen natuur lijk niet mocht raken. De oudere wagens hadden wielen die meer „overspêêkt" waren, „die pe wielen". De spaken stonden schuiner naar buiten in de wielnaaf dan bij de latere wagens, de wegen werden toen al beter. De scheve stand van de spaken veroorzaakte dat ze scho rend werkten wanneer een van de wielen in een diepe plas of put wegdook. Tevens was de kracht dan nog min of meer loodrecht op de bodem, hetgeen breuk van as of spaken hielp voor komen. Nog een voordeel van de scheve stand van de spaken: wanneer de wagen door het land reed, zouden de wielen zichzelf vol vette klei spinnen, maar door de schuine stand viel de klei ertussenuit. Ook de velgen stonden ietwat schuin op de weg. De buitenrand van de ijzeren band drukte op de weg, hierdoor spoorden de wielen beter. Zou de ijzeren band volkomen vlak op de weg gelegen hebben, dan zou de wagen zijn gaan slingeren. Nieuwe menwagen, nog niet geschilderd, voor de werkplaats van wagenmakerij C. Moelijker te Haamstede. Hier op de wieghouten en tegelijkertijd de slikkeborden. (Foto: W. P. de Vrieze). 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 14