Kleuren De kleuren van de Schouwse en Duivelandse boerenwagens waren zeer fleurig; volkomen traditiegetrouw werden de wagens steeds op dezelfde manier geschilderd. Aan deze zeer traditionele werkwijze is niet vreemd dat de wagenmaker bij aflevering zelf de wagen schil derde met verfsoorten, die soms volgens geheim recept samengesteld waren. Een schilder wist hier totaal niets vanaf. Helaas is er de laatste jaren van de menwagens met de traditio nele kleuren vaak wat aangerommeld, de ouderwetse smalle, ongemakkelijk werkende wa gens waren niet meer „de trots" van de boer. Het onderstel was meestal mat geschilderd, een soort grondverf met een roodbruine kleur. Deze typisch Turksrode kleur is nog een aandenken uit de tijd dat de meekrapkleurstof hiervoor gebruikt werd. De achterzijde van het achterstel en de voorzijde van het voorstel hadden dezelfde kleur als de hoofdkleur van het „oppertuug". Het „oppertuug" was meestal met een glanzende verf geschilderd. De panelen van de zijladders, achterschot en hangbank waren meestal standgroen, soms ultramarijn-blauw geverfd. De scheden, onder- en bovenboom van deze onderdelen waren zwart. In de onder- en bovenboom van zijladders en achterschot was een profiel geschaafd dat met witte verf geaccentueerd werd, evenals de met een beitel schuin afgestoken randen van de scheden. De overloop was zwart met wit afgezet, in het midden vaak een rood hart on dersteboven geschilderd. Uit 1821 is mij een overloop bekend, waarop twee steigerende paardjes geschilderd waren. Verder kwam er meestal met witte verf de naam van de boerde rij en het jaartal van aflevering op voor. Alle uiteinden van de onderdelen van het bovenstel waren met een aparte kleur rood, blauw, geel of wit geschilderd. Dit laatste was om de onderdelen van dezelfde wagen bij elkaar te houden en de wagens on derling uit elkaar te houden wanneer de boer meer wagens had. Men sprak dan ook van de rode, blauwe, gele of witte wagen. Op Goeree-Overflakkee had men de wagens genummerd en kende men dit kleurensysteem niet. In de wintermaanden werden de wagens door de knechten, soms door de schilder opge verfd. Het onderstel was bijna ieder jaar nodig, de velgen zeker ieder jaar. In Zierikzee werd dan bij de Gebr. de Vos op de Dam een grote bus van de roodbruine wagenverf besteld. Op Goeree-Overflakkee waren de kleuren veel minder opvallend: groen en zwart ofwel grijs en zwart. Walcheren had ook groen met zwarte menwagens, misschien hadden deze sombe re kleuren iets met de „zwaarte" van het geloof van de bewoners te maken. Bij de Goereese en Flakkeese wagens werd op de zijladders vaak de naam van de eigenaar geschilderd en op de overloop de eerste letters van de naam van de eigenaar, soms met jaar tal van aflevering. Ook op Walcheren stonden de initialen van de eigenaar en het jaartal op de overloop. De wagens ouder dan 1880 hadden op Walcheren vaak ook een boeket of een vaas bloemen op de overloop. De Noordbevelandse en de Thoolse wagens waren in dezelfde kleuren geschilderd als de Schouwen-Duivelandse wagens. De Zuidbevelandse waren bonter geschilderd: rode wielen, blauw onderstel, bovenstel groen met zwart, wit afgezet op de panelen, vaak nog biezen met 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 15