geschilde rechte dennestammen, staken nog wel een halve meter achter de wagen uit. Tegen het voorste korte wieghout kwam de hooiladder, de voorladder, soms ook „de gek" genoemd, te staan, een ongeveer 2 meter hoge ladder, onder breder als boven, waartegen de lading aangebouwd werd. Deze „gek" werd overigens ook gebruikt om tijdens de huisslachting met een enkele zwing aan de bovenste schede het varken op te hangen. Wan neer de lading op hoogte was, werd onder de bovenste schede een lange ronde zware boom gestoken, de pongerboom. Bij een kleinere lading werd er een schede lager „gepongerd". De pongerboom werd aan de achterzijde met een enkele en een dubbele „schiefloap" (ka trol) en met behulp van een pongertouw aangetrokken. Aan de rechter achtertuit (het uit stekende deel van de bovenboom van de zijladder) bevond zich de enkele „schiefloap", on der de pongerboom de dubbele en aan de linker achtertuit werd het pongertouw met een stevige boerenknoop vastgemaakt. Bij het pongeren werd de pongerboom zeer vast aangetrokken; dit moest wel, want het hooi lag los op de wagen en de wegen en weilanden waren erg hobbelig. Wanneer men niet zeer vast pongerde, verloor men onderweg naar de schuur een gedeelte van de lading. Soms moest men halverwege de rit nog eens extra aanpongeren, door het schudden was de lading ingezakt. Bij het aantrekken van het pongertouw stond de pongerboom als een snaar gespannen. Bij een versleten pongerboom of een ongelijkmatig geladen wagen, brak deze dan wel eens, waarbij de voorste helft opsprong en tussen de „gek" doorviel, op de ruggen van de paarden. Hierdoor zijn meer dan eens ongelukken gebeurd. De methode van pongeren op Schouwen en Duiveland. Tijdens het laden van de wagen sleepte de pongerboom meestal achter de wagen mee. De beide „schiefloapen" hingen dan aan de rechter achtertuit, terwijl de pongerlijn opgewon den aan de linker achtertuit hing. Bij korte afstanden werd meestal niet met de ponger- 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 18