naar de smid gerold, die er de stalen wielbanden op de wielsteen omheen legde.
Daarna ging het wiel weer terug en werd het gat van de naafbus er met ,,d'n schoeper" (gro
te handboor) ingeboord. Al met al werden de wielen wel 2 of 3 maal tussen de smid en de
wagenmaker heen en weer gerold. In de meeste dorpen woonde de wagenmaker naast of
vlakbij de smid.
De iepestammen, die nog gezaagd moesten worden, werden al ingedeeld naar functie, bij
voorbeeld: een bepaalde kwaliteit hout werd van te voren reeds uitgezocht voor de boven-
bomen van de zijladders, die gebogen moesten worden. De takken van de „eerste broek"
(eerste zijtakken van de boom) waren uitstekend hout voor de wielnaven, de laatste takken
voor de „musters" (kleine takken) waren ideaal voor de zwengen.
Dit indelen naar functie werd gedaan door houtzagers, mensen die rondtrokken en bij de
wagenmakers de iepebomen met de hand in platen (dikke planken) van 2xh, 3 of 4 duim
zaagden, al naar gelang de functie voor het hout.
De boomstam werd op een zaagbok gelegd van 2x/i a 3 meter hoog. Eén man ging boven op
de stam staan, dit was meestal de leider, de secundaire man stond onder de stam. De man
die onder stond, probeerde met een hoed of grote pet het zaagsel van hem af te houden,
meestal had hij hiervan chronisch ontstoken ogen. Met de kraanzaag werd de stam dan in
platen gezaagd.
Dat dit werk zwaar en moeilijk was, leidt geen twijfel.
Bekende houtzagers in de jaren twintig op Schouwen-Duiveland waren de Gebr. De Hoon
uit De Heen, die jaarlijks de wagenmakers op Schouwen-Duiveland langs trokken.
Op de door de houtzagers gezaagde platen werd door de wagenmaker met houten mallen
de vorm van de onderdelen afgetekend. De bovenbomen van de zijladders werden, na ge
zaagd te zijn en nadat de gaten voor de scheden er in geboord en gestoken waren, één of
twee weken in een lange bak met water gelegd, soms zelfs enkele malen gekookt. Na dit
proces werd de bovenboom met klemmen en stempels tegen het plafond van de wagenma
kerij in de vorm gebogen op de zijladder, die dan al zo ver klaar was. Tijdens dit buigen ge
beurde het nog al eens dat de bovenboom bij een gat voor een schede brak, wanneer alles
bijna klaar was. De wagenmaker kon dan weer opnieuw beginnen.
Op Goeree-Overflakkee werden de lange wieghouten, die op Schouwen-Duiveland ook ge
bogen waren, gebogen tussen in de grond geslagen paaltjes in bijvoorbeeld een drinkput
voor vee. Al het andere dat gebogen was aan de menwagens werd gebogen uitgezaagd. Voor
verdere details over de techniek in de wagenmakerij op Schouwen-Duiveland, die praktisch
op dezelfde manier bedreven werd als op Walcheren, verwijzen we naar het boekje „De Wa
genmakerij op Walcheren", door J. Vader, uitg. Rijksmuseum voor Volkskunde, Arnhem
1961.
Rijk is een wagenmaker nooit geworden van zijn ambacht. Het was een leven van keihard
werken en kwalitatief zeer degelijk werk leveren, want de klant was niet gauw tevreden. Bo
vendien moest vaak gewerkt worden tegen een minimale beloning.
Wanneer een boer niet tevreden was met zijn wagenmaker omtrent de tarieven, dan was hij
helemaal niet ongenegen om naar de wagenmaker van een ander dorp toe te stappen.
De wagenmakers echter vonden dit tegen hun ongeschreven kode indruisen. Woest waren
sommige boeren dan ook toen in 1915 op Schouwen-Duiveland de „Vereniging van Wagen
makers uit Schouwen en Duiveland" opgericht werd. Het doel van deze vereniging was on-
23