Op 16 februari 1762 verzoeken Maria Blankaart, huisvrouw van Gerrit Steerling, en Maria Reijnders, weduwe van
Bastiaan Ring, beide gewone stadsvroedvrouwen, het aantal vroedvrouwen tot vier beperkt te houden. Het request
houdt verder in dat er vele jaren hier maar drie vroedvrouwen waren geweest, en dat sedert die tijd het inwonertal
van Zierikzee zeer is verminderd, terwijl toch het aantal vroedvrouwen met één toenam. Omdat naast hen ook Ma
ria van derJagt en Jacoba van de Putte „totgeswoore vroed-vrouwen, schoon geen Stads" waren toegelaten, is de
kostwinning der supplianten gering geworden ondanks al hun ijver en toewijding. Als er nog een vijfde mocht ko
men, „zouden zij niet kunnen substiteeren"Over het request zal met de andere twee vroedvrouwen en de twee
stadsdoctoren worden overlegd.
Op 24 september 1767 wordt het verzoek van Pietemella de Jonge, huisvrouw van Maarten Proost, om toelating
tot het vroedvrouwenexamen in beraad gehouden. Deze had zich geruime tijd „geoefend in de gronden der vroed
kunde" en meent, mede door de hulp en het ondenvijs van één der stadsvroedvrouwen, zover gevorderd te zijn, dat
ze de functie van vroedvrouw kan uitoefenen. Er wordt echter besloten eerst de drie stadsvroedvrouwen en de
„Consideratiën der Heeren Stadsdoctoren" te horen. De stadsvroedvrouwMaria Reijnders verklaart 23 september
1767, dat „hoewel zeer favorabel" de suppliante zich bij haar slechts 7 maanden in de vroedkunde heeft geoefend,
zodat het verzoek in strijd bleek met art. 1 van de instructie van 1745.
Lector anatomiae
Pietemella de Jonge herhaalt haar verzoek op 28 november 1768, doch krijgt nu de mededeling, dat zij zich eerst
een vol jaar moet laten onderwijzen door de lector en daarna haar bekwaamheid laten blijken aan de Stadsdocto
ren.
De reden tot deze beslissing was de aanstelling op 13 juni 1768 „na ingekomen favorabele
getuijgenissen" als „Doctor anatomiae. chirurgiae et artis obstetricandi" van Jacques
Rocquette uit Rotterdam. In zijn sollicitatiebrief van 21 januari 1768, geschreven als „medi-
cinae candidatus te Leyden", zegt deze, dat hij studeerde in Parijs en Leiden en het laatst in
Rouaan werkzaam was geweest. Fig. 3 geeft zijn afbeelding.
Dr. Job Baster blijkt ook hier een beslissende betekenis te hebben gehad. In de beraadsla
gingen op 9 mei 1768 namelijk over de benoeming van een lector, wordt zijn naam naast de
stadsdoctoren en de oversten van het chirurgijnsgilde afzonderlijk als adviseur door het
stadsbestuur genoemd. Bovendien is het proefschrift van Rocquette De bubonocele seu her
nia inguinali opgedragen aan Dr. Job Baster en aan Johannes Paulus Soyer, Waals predi
kant te Zierikzee. In het voorwoord noemt Rocquette Dr. Baster zijn beschermheer en hij
voegt daaraan nog vele uitingen van hoogachting en dankbaarheid toe.
lig. 3.
Dr. Jacques Rocquette, de eerste lector anato
miae te Zierikzee, aangesteld dank zij de actieve
medewerking van Dr. Job Baster. Het portret is
ontleend aan L. C. Kersbergen, Geschiedenis van
het St. Elisabeth's of Groote Gasthuis te Haar
lem, Haarlem 1931.
39