Na de promotie op 22 juli 176819a' kon de lector zijn ambt te Zierikzee aanvaarden.20* In de
reeds in 1672 in het Gasthuis ter beschikking gekomen anatomiekamer gaf hij aanschouwe
lijk anatomisch onderwijs aan de chirurgijnsleerlingen en aan de vroedvrouwen. In de In
structie de dato 7 juni 1768 van de lector staat, dat hij naast de wekelijkse lessen aan de chi
rurgijnsleerlingen „bij aldien so een ligchaam van de vrouwelijke sexe is, so zal bovendien
des avonds particulier voor de vroedvrouwen en leerlingen in de vroedkunde de vrouwelijke
teeldeelen aantoonen en van haar gebruyk en werkingen vooral in moeylijke baringen on-
derrigtinge geven". Dit waren de „extra ordinaire" dagelijkse lessen voor de vroedvrouwen;
de wekelijke lessen voor de chirurgijns waren „ordinair". Bij het examen der vroedvrouwen
in presentie van één of twee stadsdoctoren en een stadsvroedvrouw had de lector evenals bij
de chirurgijns een adviserende stem. De stadsvroedvrouw mocht ook enige vragen stellen.
De sollicitatie van de Middelburgse chirurgijn Leonard Mus naar het lectoraat, die ook in Parijs studeerde en in
Rouaan werkte, is op 16 december 1769 voor kennisgeving aangenomen. Op 21 maart 1771 is Pietemella de
Jonge na het gevolgde onderwijs en het examen als vroedvrouw toegelaten.
De lector Rocquette is op 5 augustus 1769 eervol („cum elogio") ontslagen door zijn beroe
ping naar Haarlem. Na hem werden de lessen gegeven door Gijsbert de Witt, chirurgijn te
Rotterdam, die hier is aangesteld op 16 december 1769, eveneens „na favorabele berigten
en loffelijke getuyghenissen". Deze aanvankelijk veelbelovende figuur heeft zich in Zierik
zee slechts enkele jaren kunnen handhaven. In een brief aan D. H. Gallandat van 26 juli
1773 veroordeelt Dr. Job Baster hem om „zijne ijdele glorie en grootsheijd, excessive duur
te en somtijds quaad succes" en zegt dat hij genoodzaakt was zijn lectoraat te beëindigen,
„want had niets te doen".22' Op 10 april 1773 is hij (toch eervol) ontslagen na zijn benoe
ming tot „chirurgijn major" bij het Schotse regiment infanterie te Vlissingen, waarvan de
commandant Robert Douglas te Zierikzee woonde.23' Het lectoraat is daarna geruime tijd
vacant gebleven, zodat Dr. Basters plannen in diens laatste levensjaren nauwelijks vervuld
zijn geweest.
Een andere, weliswaar kleinere teleurstelling werd voorkomen. Op de „communicatie" van 13 juli 1772, dat Adri-
ana Landmeeter „apparent naar Zwol zal beroepen worden" is een „rapport favorabel geamplieerd" van 13/14
juli tot een verhoging van tradement tot f 200,- en een last turf. Daarna heeft deze zich in Zierikzee voor 14 jaren
geëngageert20 juli 1772.
Jacobus van der Baan, stadsvroedmeester
Op 27 december 1781 is er het voorstel van het stadsbestuur om de chirurgijn Jacobus van
der Baan tot vroedmeester aan te stellen op een tractement van 25,-. Hij was geboren 31
januari 1750 als zoon van de hoofdonderwijzer Joost van der Baan te Zierikzee en Lijntje
Jumelet uit Bruinisse. De Latijnse school te Zierikzee verliet hij op 9 september 1771 met
een rede over de lof der geneeskunde. Na een jaar „lering" bij de stadschirurgijn Pieter
Beije begaf hij zich na de dood van zijn moeder, die in februari 1773 overleed, naar Parijs
om zich verder te bekwamen in de chirurgie en de verloskunde. In maart 1775 keerde hij
terug25' en kreeg op 20 september van dit jaar zijn aanstelling als stedelijk heelmeester.
Fig. 4 toont zijn portret (foto schilderij Gemeentemuseum Zierikzee)
Op 27 december 1781 zeggen de Stadsnotulen vervolgens dat door de bekwaamheid van de
chirurgijn Van der Baan als vroedmeester aan jonge vroedvrouwen meer en meer de gele
genheid ontnomen werd „om zig behoorlijck in de Practijcq te kunnen oeffenen en be-
40