quaam maken", zodat de noodzaak ontstond elders naar kundige vroedvrouwen om te zien. Óp 29 januari 1782 volgt dan het voorstel om de chirurgijn Van der Baan „die in voorsz. kunst al vrij bedreeven iseen zeeker faveur te geven om aan degeene welke inclineeren mogte zig in de vroedkunde te bequaamen" het nodige onderwijs te geven „en verder met zig te neemen bij de persoonen van den armen, die zijn hulp verkiezen mogten". Hij heeft zich hiertoe bereid verklaard en is daarna tot stadsvroedmeester aangesteld op een gage van 25,- jaarlijks, mits wekelijks gratis de jonge aanstaande vroedvrouwen te onderwijzen, waartoe hem „het werktuig of fantóme'zal worden vergoed. Bij de jaarlijkse continuatie op 19 februari 1784 worden als kosten van het vervaardigen van het „werktuig of Phantome om het geven van Les en doen van demonstrantiën" vermeld: 10. 13. 8. Dit onderwijs heeft hij aanvankelijk misschien in het Gasthuis gegeven tot in 1811 dit toen als verouderd beschouwd gebouw werd ontruimd en enige jaren later grotendeels afgebroken. Hoe lang elders de lessen zijn voortgezet is niet bekend. Vermoedelijk is na verloop van tijd het oude systeem van de lering door de oudere ervaren vroedvrouwen hervat. fig. 4. Jacobus van der Baan (1750-1826). In de jaren 1781-1786 zijn na het examen van stadsdoctors en vroedmeester nog gnigc nieuwe vroedvrouwen toe gelaten: op 27 december 1781 Lawina van den Berge geboortig uit Nieuwerkerk, echtgenote van Comelis Peu- te, land werker te Zierikzee, op 25 februari 1782 Tanna Paters, huisvrouw van Comelis la Roij, 5 mei 1785 Adria- 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 43