men uit de matig gevulde diaconiekas toch jaarlijks 4 Vlaams, dat is 24 gulden, aan een nieuwe dokter uitkeren, hetgeen op 1 januari 1719 werd verhoogd tot 6, aangevuld met eenzelfde bedrag van de plaatselijke armenzorg. Men stelde het namelijk op grote prijs, dat ter plaatse een bekwaam chirurgijn woonde. De nieuwe chirurgijn was Dirk VAN LIJN, die op 23 maart 1698 zijn kerkelijke attestatie inleverde bij Ds Bruijnvisch. Op 12 oktober 1699 verkocht Jan Doeleman, oom en voogd van de weeskinderen van zijn broer Andries, hun woning voor 500 Carolusguldens aan Van Lijn. Dirk van Lijn was geboren te Nijmegen, maar kwam van 's Gravenhage waar hij ongetwijfeld zijn beroepsopleiding heeft gehad. Meestal stamden chirurgijns uit de kleine middenstand. Zij volgden twee tot vier jaar een opleiding bij een gildebroeder in een stad, voor wie ze dan een goedkope assistent waren. Ze leerden tanden en kiezen trekken, behandelden open wonden en spalkten gebroken le dematen. Omdat hun anatomische kennis gering was, zullen de resultaten navenant zijn ge weest. Vooral bekwaamden ze zich in het aderlaten, wat een uitstekende remedie tegen ho ge bloeddruk was. In de steden was het St. Cosmas en Damianusgilde hun belangenvereniging. In gildebrieven en ordonnantiën waren hun rechten en plichten vastgelegd. Het was van groot belang voor een chirurgijn dat hij een scheermes goed kon hanteren, want hij was tevens barbier voor de notabele dorpsbewoners. Na het afleggen van zijn gildeproef mocht ook Dirk van Lijn zich meester-chirurgijn noe men. Hij trouwde te Oosterland op 8 augustus 1697 met Neeltje de Graaf uit Bruinisse. Zij overleed reeds na enkele jaren. Van Lijn hertrouwde te Nieuwerkerk 17 oktober 1701 met Cornelia Adriaansdochter van Harssen uit Oosterland. Zijn derde huwelijk werd gesloten te Dreischor 23 februari 1720 met Catrina Droget, laatstelijk weduwe van de Ouwerkerkse pre dikant Teelinck. Zijn vierde echtgenote werd Hillegond Blankenbergh. Onze chirurgijn had in 1699 de kinderen van Jacob Kieboom behandeld. Daarvoor bracht hij 5, 10 schellingen en 10 duiten in rekening, destijds een bedrag van ongeveer 35 gul den. Dat was echter een fors tarief, thans overeenkomend met ongeveer f 1400,-. Het mocht worden voldaan in twee termijnen, maar bovendien moest Kieboom nog een koppel eenden bij de chirurgijn bezorgen! Omdat de betaling niet vlot verliep, moest zelfs de sche penbank er aan te pas komen om deze zaak af te wikkelen. In 1699 werd Van Lijn tot schepen benoemd en in 1709 blijkt hij armmeester van de „plaat sen armen" te zijn. Zijn bestuurlijke kwaliteiten waren zodanig, dat hij in 1713 als schout en dijkgraaf de scepter over dorp en polder ging zwaaien. De commerciële instelling van mr. Dirk van Lijn blijkt uit de koop van een schuur, waarop hij 30 augustus 1715 een hypotheek nam. Deze schuur lag „tusschen de twee wegen", dat is tussen de voormalige Pompoentjesweg, Welleweg en Ooststraat. Hij kocht toen tevens een schuit van timmerman Johannes van Beest te Zierikzee, waarvoor de betaling in termijnen van 8 zou worden gedaan. Eerder, op 1 maart 1708, verschafte de te Zierikzee wonende ambachtsheer Mr. Cornelis Ockerse hem 50 hypotheek op 5 gemeten weidegrond in het bevang „De Sac". Van Lijn was niet van onbesproken levenswandel, hetgeen af en toe aanleiding gaf tot con flicten. Hij was opvliegend van aard, wat in 1702 te Nieuwerkerk tot een vechtpartij leidde. De kerkeraad liet hem daarom op 14 april 1702 aanzeggen, dat hij niet mocht deelnemen aan het eerstvolgend Heilig Avondmaal. Dat was een zware morele straf, want het was destijds gebruikelijk dat ieder lidmaat - en dat waren vrijwel alle volwassen inwoners - eraan 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 51