smeden en vast te stellen". Zij waren van plan geweest om de justitie de wapens afhandig te maken en de rust in het dorp te verstoren. De rechters oordeelden dit geschrift „odieus, schandaleus, oproerig en condemneus". Deze handelwijze bleef natuurlijk ook niet on gestraft. In gebannen vierschaar (tijdens de rechtzitting) moesten Crijn Pelle en Daniël Joostzoon „met gevouwen handen en gebogen knieën, Godt, de justitie en ook schout en schepenen van Dreischor om vergiffenis bidden, met betuigenisse dat ze berouw hadden van hun misdaaden". Schouwsteen, 1557 (foto: J. D. C. Barrevoets) Crijn Pelle kreeg een boete groot 100 Carolusguldens, Daniël idem van 20 Carolusguldens en bovendien moesten ze de proceskosten betalen. De rentmeester Beoosten Schelde kreeg de helft van deze boetes, de andere helft kwam ten profijte van de armen van Dreischor. Op dezelfde dag vielen nog meer straffen. Domus Dingemanszoon en timmerman Philip de Blok hadden ook de bevolking opgeruid. Hun vonnis luidde: „In gebannen vierschaar in 's-Gravensteen op haere knijen met gevouwen handen, Godt en de justitie bidden om vergif- fenisse en betuigen dat hun kwaad gedrag en begaene moetwille leedt is, met de belofte dat die over hen gestelt zijn, als goede borgers te sullen gehoorsaemen en condemneren de voorszegde gedetineerden in de kosten en mijsen van de justitie". Intussen was schout Van Lijn op 9 januari 1725 weer onder censuur gesteld. Deze keer had hij in het dorp veel aanstoot gegeven door bij de hoofdingang van het kerkhof, dat was dus in de Ring nabij de toren, fel te keer te gaan. Hij bedreigde de naar huis vertrekkende ca- thechisanten met de dood en sprak verschrikkelijke vervloekingen over hen uit. De reden hiervan werd niet vermeld, maar had mogelijk nog met de opstand te maken. 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 53