De twee andere kamers hadden reeds een „spinne", geflankeerd door bedsteden. In de ene bedstede sliepen de ouders. De jongste spruit sliep in een houten kribbe aan het voetenein de. Als er geen volgende baby werd geboren, sliep het kind er zo lang tot hij of zij over de kribbe-rand ging kijken. Meestal was het dan wakker geschrokken door rumoer in de bedstedeOudere kinderen sliepen in de andere bedstede. Ten gerieve van de bewoners liet Van Bloois aan weerszijden van de achtergevel een klein schuurtje bouwen. Het ooste lijk gelegen schuurtje werd opgebouwd met puin van een huis dat te Oosterland was afge broken. De gevelsteen hiervan werd omgekeerd als een drempel gebruikt. Het Oosterlandse huisje was een schenking geweest van de toenmalige ambachtsvrouwe. De steen is ge scheurd, maar bevat een overigens gaaf opschrift: „Mevrouw Suzanna Maria Lonque weduwe Cau de Domburgh Anno 1752". Deze steen werd tijdens de recente restauratie in de westelijke tuinmuur gemetseld. Via het smalle slop naast het „plaatsenhuys" konden de bewoners van de achterste kamers van de Ring af hun huisdeur bereiken. Daar ieder gezin vroeger een varken fokte, liet Van Bloois ten gerieve van de bewoners vier varkenshokken bouwen, zuidelijk van de grote zon nige achterkamer. Deze werden in 1975 afgebroken. In elke woonkamer huisde een gezin, soms tien personen groot. Aan de zolder hingen aan het spekrek hammen en worsten van het zelf gemeste varken, geslacht door Keesje de slachter. Verder werd er eten klaargemaakt en gekookt, gegeten, geslapen, de was gedaan, gedroogd en gestreken. Als het gezin groter werd, moesten de oudere kinderen met een slaapplaats op de zolder ge noegen nemen, waar eenvoudige bedsteden waren getimmerd. Van Bloois had de zolder on derverdeeld met kippegaas, zodat elk gezin er een eigen appartement had. Als de jeugd daar in de avonduren rumoerig was, zodat sommigen de slaap niet konden vatten, werd soms een klomp over de gazen afscheiding naar een andere afdeling geworpen om daarmee tot stilte te manen. In 1904 woonde M. de Bil in de grote achterkamer met vier of vijf kinderen. Hij stond be kend als „Merien Koole", de achternaam van zijn moeder, zoals dikwijls gebruikelijk was. In totaal woonden er destijds ongeveer 25 personen, groot en klein. Dat ontlokte aan Kee Koole, de moeder van M. Bil, de uitroep: „Het lijkt hier wel een kazerne!" Van toen af werd het huis door de inwoners van Dreischor aangeduid als „De Kazerne". Destijds werd vrij algemeen de voorgevel van een woonhuis tot een hoogte van twee meter gekoolteerd of behandeld met „black varnish", door de inwoners „blank warnas" genoemd. Dit was niet alleen vochtwerend, maar de modderspatten die er door passerende bietenwa gens aanplakten, waren dan minder zichtbaar. Het bovenste gedeelte van de gevel was kraakhelder wit gekalkt. Vroeger werden ook keukens van boerderijen met „blank wamas" behandeld. Boeren knechts en landarbeiders waren moreel verplicht boter bij hun baas te kopen, maar zij wa ren daarmee niet gelukkig. Zij beweerden namelijk dat de boter veertien dagen lang naar koolteer smaakte. De schuur van de „Kazerne" was evenals alle houten vlasschuren zwart geteerd, zelfs nu nog, wat een middeleeuws aspect geeft. In 1900 was er nog geen riolering in het dorp. Alle afvalwater kwam in een sloot terecht. 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 58