Ook langs de schuur van de „Kazerne" liep aan de Achterweg zo'n stinksloot, die men hier „vroane" noemde. Hierin stroomde ook de gier van het vee. Mede hierdoor - maar ook door het roten van vlas - heerste er in de zomer soms een ondraaglijke lucht. Men zegt nog wel: ,,Et stienk ier az en vroane!" Burgemeester Hoeuft liet omstreeks 1904 deze sloten dempen en vervangen door riolering. Dit was voor het gehele dorp van grote hygiënische betekenis. Op zekere morgen vond Klaas Steenland, de „paereknecht" van C. van Bloois, een halfver brande krant voor het gootgat van de paardestal van de „Kazerne". Om in de wintermaan den de koude buiten de stal te houden, zette Van Bloois elke avond een bos stro aan de bin nenkant van dit tochtgat. Van Bloois ging met dit kranterestant, waarop nog de naam „De Vacature" was te ontcijfe ren, naar Anthonie Kosten, behalve postkantoorhouder administratieve hulp van burge meester Hoeuft. Van Bloois toonde de krant aan Kosten en informeerde of de gemeente ook was geabonneerd op De Vacature, het vakblad van de onderwijzers. Kosten antwoordde bevestigend, waardoor het waarschijnlijk werd dat de vreemddoende veldwachter Klooster de brandstichter was. Vandaar dat Van Bloois zich tot de burgemeester wendde en zijn ver onderstelling kenbaar maakte. „Och", zei deze, „Klooster heeft altijd behoefte aan vrou wen en drank en heeft dus geld nodig. Hij zal de krant thuis zelf gedeeltelijk verbrand heb ben en het restant toen bij de paardestal hebben gelegd. Hij verwacht nu natuurlijk datje te gen hem zult zeggen: „Wil je eens een extra oogje in het zeil houden om mijn schuur te be schermen tegen brandstichting?" En daarvoor verwacht hij dan een fooi. „Dus", zei de bur gemeester, „niets aan doen". Burgemeester Hoeuft had blijkbaar gelijk, want men hoorde nooit meer iets over deze zaak. In het dorp circuleerde echter een ander verhaal. Klooster zou zich hebben geërgerd aan de kwalijk riekende sloot, want hij woonde nabij het plaatsenhuis, en zou daarom het plan hebben gehad de schuur in brand te steken. Dit zou mislukt zijn, omdat Van Bloois uitgere kend op die bewuste avond vergeten zou hebben om het gootgat met een bos stro af te slui ten! 12. Op 21 december 1921 verkocht C. van Bloois de „Kazerne" aan M. Dijke, die er weldra met vrouw en schoonouders (echtpaar Joh. de Bil-Geelhoed) zijn intrek nam. De vraagprijs voor dit pand bedroeg f 5000,-, terwijl Dijke f 4000,- bood. Ze werden het eens over f 4500,-. Bij notaris Korteweg werd op de koopakte een bedrag van f 3000,- vermeld. Voor het resterende bedrag, dat op 1 mei 1922 zou worden voldaan, werd buiten de notaris om een ondershandse schuldbekentenis getekend. Toen echter op 1 mei betaling uitbleef, vervoegde Van Bloois zich bij notaris Korteweg en vertelde hem de gehele gang van zaken. De notaris wees hem op zijn laakbare handeling, namelijk dat in de koopakte f 3000,- stond vermeld, terwijl de werkelijke kostprijs f 4500,- bedroeg. Zij stapten samen meteen naar de Ontvanger der Registratie, waar Van Bloois zijn fout ruiterlijk erkende. Ter plaatse voldeed hij de achterstallige administratiekosten ten be drage van f 37,50. Bovendien werd hem een boete opgelegd van f 200,-, een fors bedrag voor die tijd. Daarmede was echter de kous niet af. De ontvanger diende een klacht in bij de Officier van Justitie wegens valsheid in geschrifte van de koper. Volgens de Zierikzeesche Nieuwsbode werd Dijke op 6 oktober 1922 voor het gerecht gedaagd, waar de gehele geschiedenis ter ta- 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 59