Indien wij ons thans bezighouden met het hoofdgebouw, dat zich met zijn gerende zijgevels
naar achter toe verbreedt, dan blijkt dat dit bouwonderdeel typologisch tot de kopshuizen
moet worden gerekend. Het kopshuis is in de 16e en 17e eeuw vooral in de Zeeuwse steden
de meest gangbare woning, waarvan de daknoklijn loodrecht op de straat is gericht en
waarin de begane grond zeer vaak tweevoudig werd verdeeld in een voorhuis (A) en een bin-
nenhaard (B)2'.
De schouw in het voorhuis (foto: J. D. C. Berrevoets)
Het voorhuis was een gangloze, dus geheel tussen de zijmuren gelegen ruimte, die vanaf de
straat betreedbaar was en waarin het ambacht of de nering, dan wel beide bedrijfsbezighe-
den werden uitgeoefend. Dit vertrek, dat men het beste kan vergelijken met een winkel
en/of werkplaats was dikwijls onverwarmd, hetgeen hier aanvankelijk ook het geval is ge
weest. De fantasieschouw, die bestaat uit een gotische boezem, renaissance hoofdgestel en
een onder meer met 18e-eeuwse tegelpilasters gedecoreerde onderbouw, en tijdens de
63