je zonder wapenbeeld vertoont. In deze gelijkvormigheid van sleutelkopversiering kan de veronderstelling van een gelijktijdige aanleg van het hoofd- en zijbouwlichaam in niet onbe langrijke mate steun vinden. De natuurstenen consoles, die de moerbalken met hun sleutelstukken schragen en die wij in de zijkamer niet hebben aangetroffen, bezitten met hun kraalprofielen nog een duidelijk go tisch gezicht. Deze stilistische gespletenheid, waarin de vormentaal van de binnendringen de Renaissance zich wel aan de balksleutel, maar niet aan de stenen console heeft medege deeld, is een typisch overgangsverschijnsel, dat men in de Zeeuwse huizen uit het derde kwart van de 16e eeuw veelvuldig kan tegenkomen. Een waarschijnlijk uit de originele schouw van de opkamer afkomstige haardsteen met tym- paan, die behalve een ingestempelde fijne reliëftekening in Renaissancestijl ook het jaartal 1557 onthult, is het sluitstuk geweest van een vermoedelijk in piramidevorm gemetselde for matie vuurvaste stenen in de achterwand van deze schouw. Indien het jaartal inderdaad cor respondeert met het bouwjaar van de woning aan de Ring. dan staan wij hier bij een van de vroegste ons bekende renaissancepenetraties in het Zeeuwse woonhuis (Grote Kade 44 te Goes werd in 1555 nog iets eerder door deze stroming aangeraakt). Toch mag een zekere spanning tussen deze aanwijzingen over de bouwtijd van het complex en zijn ruimtelijk en exterieur voorkomen niet onopgemerkt blijven. Het is bekend, dat de komst van de Renaissance aanvankelijk van louter ornamentale en decoratieve betekenis is geweest. Constructief en ruimtelijk heeft deze stijl tot omstreeks 1600 weinig greep op het woonhuis kunnen krijgen. Het gotisch instinct bleef daarin meestal in de vorm van vrij smal le en hoge vertrekken voortleven. Het is dan ook opmerkelijk, dat de Renaissance dit go tisch gevoel terstond uit de kamers van Ring 3 heeft weten te verdrijven. Bovendien missen wij in de vlak gehouden buitenmuren de in het 16e eeuwse metselwerk zo gretig gebezigde nisvormen, uitkragingen en profileringen, terwijl ook de gele IJselsteen tegenover het in dit gewest toen veel meer toegepaste forsere formaat baksteen met zijn rood tot roodbruin geschakeerd palet wat anticiperend aandoet. Door een en ander dringt zich telkens een zekere neiging tot onderdatering van het huis aar. ons op, die hier niet on vermeld mag blijven. De zolderverdiepingen waren betreedbaar via een helaas niet meer aanwezige spiltrap, die vermoedelijk zodanig stond opgesteld, dat ook de zijkamer, zoals bij het nabuurpand Ring 5 thans nog het geval is, langs een aantal treden van die trap en een bordes bereikbaar was. De kapconstructie is geheel van eikehout gemaakt, hetgeen in Zeeland meestal betekent, dat het bouwjaar van de huizen vóór omstreeks 1620 moet worden gedacht. Want als gevolg van de door de Tachtigjarige Oorlog aangerichte verwoestingen en de economische expansie ontstond een geweldige bouwdrift. Aan de daardoor ontstane vraag naar eiken konden de Duitse bossen op den duur niet meer voldoen. Men ging toen vanaf circa 1610 het naaldhout uit Scandinavië halen en sedert 1620 maakte men in deze provincie met uit zondering van Hulst vrijwel alle kapspanten van grenen. Een aardig bewijs van deze mutatie leveren de dakschilden aan de voor- en achterkant van het hoofdgebouw. Toen men het oorspronkelijke zadeldak later in een schilddak veranderde, heeft men in de eiken kap op de gewijzigde plaatsen van grenenhouten elementen gebruik gemaakt. De kapconstructie bestaat op de zolder van het hoofdgebouw uit drie en boven de opkamer uit twee driejukkige spanten met kromhouten aan de dakstoelen. Een andere indicatie - zij het geen absolute - van een gelijktijdige bouw van het hele com plex vonden wij op de zolder van de hoofdkap. De spantbalk van de dakstoel en de hane- 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 67