Dr. Jan Macquet, een Zierikzeese dichter uit de achttiende eeuw (1731-1798) door J. A. Brandenbarg „Schoon Holland my niet zet naest zyne hoofdpoëten, 'k Zal mooglyk by den Zeeuw een geestig dichter zyn". (Jan Macquet, Dichtlievende Uitspanningen, deel 3) Precies 250 jaar geleden, 5 november 1731, wordt Jan Macquet - nu vrijwel vergeten, maar in zijn tijd hooggeschat als medicus,bestuurder en dichter - te Brouwershaven geboren. Zijn vader, Johannes Macquet is predikant te Eikerzee, zijn moeder stamt uit de burge meestersfamilie Pluijmpot van Brouwershaven. Op twintigjarige leeftijd laat Jan Macquet zich aan de Leidse universiteit inschrijven als me disch student, waar hij in 1756 promoveert tot medisch doctor op een proefschrift „De vitiis vasorum continentium".1' In hetzelfde jaar vestigt hij zich als arts te Zierikzee, de stad waar voor hij zich zijn hele leven zal inzetten, die hij in zijn gedichten met gloed weet te bezin gen. Over zijn activiteiten als arts en regeerder willen we kort zijn. Na het overlijden van de be roemde medicus en stadgenoot Job Baster (1775) wordt Jan Macquet benoemd tot „Stads doctor" van Zierikzee als opvolger van Dr. D. A. Massis. Drie jaar later betrekt hij het pand aan het Havenpark 21 (nu Hotel Mondragon) met stallen en pakhuis aan de Hoge Mo lenstraat.2* Job Baster spreekt waarderend over Macquet als één van de weinigen die in die dagen uit steekt boven de grauwe Zierikzeese middelmatigheid.3' Op medisch gebied schrijft Macquet een aantal verhandelingen, waarvan de „Geneeskundige beschrijving van Zierikzee en de eilanden Schouwen en Duiveland" voor ons het interessantst is vanwege het commentaar op maatschappelijke toestanden uit die dagen. De maatschappelijke betrokkenheid van Macquet blijkt ook uit zijn vele functies in de stede lijke gemeenschap. Zo wordt hij in 1765 Schepen, in 1770 Raad en vervult hij van 1780 tot de omwenteling in 1795 het ambt van Burgemeester."" Het zijn woelige tijden. Juist in deze periode laaien de conflicten tussen patriotten en prins- gezinden hoog op.5' Als in 1787 de Pruisen het land zijn binnengevallen om Willem V te ontzetten, breekt ook in Zierikzee het oproer uit. Het volk plundert en vernielt de bezittin gen van de rijke burgerij; enkele regenten vluchten naar Antwerpen. Na het weerkeren van de rust wordt Jan Macquet in zijn oude waardigheid hersteld. Zeker zal hij terug gedacht hebben aan zijn dichtregels in „De lotgevallen van Zierikzee" (Dicht lievende Uitspanningen I, blz. 367), waarin hij naar aanleiding van het eerste oproer in 1747 opmerkt: „Een geest van oproer viel vooral op deze stad En trof haer meer dan krijg of pest of pekelnat." 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 69