en ouden wyn gesteld een matige inkomst was by hem geene achting waerdig." (pag. 291) Dat moet echter niet te zeer bekritiseerd worden, merkt de auteur ironisch op, want: „Wat denkt er meenig vroome Zeeuw In deze gouden eeuw Juist op de zelfde wyzen." (pag. 292) Kozyn heeft een andere huwelijkskandidaat op het oog, n.l. de rijke, doch stupide boeren zoon Lyzander. Eliza kan bij het horen van dit bericht haar afgrijzen nauwelijks verhullen. Alle pogingen van Eliza en Filetas om de vader tot andere gedachten te brengen falen ech ter. „De vader was een Zeeuw. In Zeeland heeft het geld Een onweerstaenbaer alvermogen, Men heeft misschien op liefde en deugd en eer Voorhenen prijs gesteld; Maar deze tyden zyn vervlogen, Men trouwt thans om het geld, uit liefde en deugd niet meer." (pag. 299, 300) Dan komt de wending. Een oude rijke tante van Filetas komt te overlijden en vermaakt hem haar hele bezit. Niets staat een huwelijk met Eliza dan nog in de weg. Macquet eindigt met het opsommen van de basisvoorwaarden voor een gelukkig huwelijk: „liefde, deugd, verstand en vriendelijke ze den". Deze liefdesgeschiedenis herinnert ons aan het bekende verhaal van Justus van Effen (1684- 1735), „Kobus en Agnietje", in een van zijn Spectatoriale geschriften. Steunend op Verlich tingsidealen tracht Van Effen door middel van beschrijvingen uit het „gewone" leven de be volking een moraal bij te brengen. De invloed van Van Effen op Jan Macquet is ook op an dere gebieden onmiskenbaar.91 De laatste vier gedichten uit de bundel zijn gewijd aan de stad Zierikzee. Ze worden met eni ge schroom aangeboden: „De laatste stukken zyn ter eere van myn vaderland gezongen, en zoo vele Poëtische invallen, meer in den smaeck der ouden dan ik voortaen zoude werken. Men verschoone zulks om den aerd der stoffen, die zulks eenigzins vordert." (pag. XI) Twee gedichten behandelen de belangrijkste middelen van bestaan voor Zierikzee in die tijd. In het eerste gedicht wordt de oesterhandel en de visserij besproken; in het tweede de meekrapcultuur. Macquet geeft een uitstekend beeld van de oesterhandel in het gedicht „Oesterneering en Vissery te Zierikzee". De Zierikzeeënaar haalt de oesters in Engeland, men kweekt ze ver der in de oesterputten nabij Zierikzee om ze vervolgens met veel winst elders te verkopen. Zeer smakelijk is zijn beschrijving van bereidingswijzen van de oesters. 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 73