rikzeese regentenmilieu in die dagen. Een aspect dat gezien de aard van dit artikel niet ver
der uitgewerkt kan worden.
„De lotgevallen van Zierikzee" heeft beslist kwaliteiten en velen spreken er dan ook hun
waardering over uit.11'
„Het heulen", tekening door Adolf Dillens. In: La Zélande door Charles de Coster, 1873.
(Foto: J. Krakeel).
Het één na laatste gedicht gaat over een aanlokkelijk tijdverdrijf bij het passeren van een
brug, nl. het heulen.12* Een heul of hooi maakt men in een dijk, een waterkering, een land
scheiding of een weg die twee wateren gescheiden houdt om die twee met elkaar in verbin
ding te brengen. Men legt daar een brug overheen, die eveneens heul heet. Heul of hooi
heeft dus twee betekenissen: het gat dat men in de dijk graaft en de brug die over dat gat
geslagen wordt.
Heulen, een woord dat wij nog - in negatieve zin - kennen in de uitdrukking „met de vijand
heulen", duidt op een vooral Zeeuws volksgebruik, dat een jongeman een meisje mag zoe
nen bij het passeren van een brug. Jan Macquet vertelt ons in ,,De oorsprong van het heu
len", waar dit folkloristisch genoegen vandaan komt.
Twee jonggeliefden, Heultje en Amintas, „bei Zierikzeeenaers, bei van onbesproken
zeden", gaan uit rijden op het Schouwse land. Ze zijn nog maar halfweg, als plotseling een
hevig onweer losbreekt. De paarden schrikken en slaan op hol. Met grote snelheid draven
ze naar de hoge brug, „met eene kromme draei". De wagen kapseist en Heultje en Amintas
gaan stervend in eikaars armen in de golven ten onder. Hun as wordt door de ..Minnegoön"
75