te van 4.50 bij 5.633 m."
Uit de beschrijving kan verder worden opgemaakt, dat de ruime vestibule „met verwar
mingstoestel en met een tochtpui van de gang afgescheiden", tevens kon worden benut als
wachtlokaliteit, wanneer de spreekkamer in gebruik was.
Er waren gelijkvloers twee operatiekamers: „een grootere, gelegen in den hoek N.O. ten N.
van het gebouw, met twee ramen in den voorkant en 2 aan den zijkant en 2 bovenlichten;
deze kamer is voor aseptisch gebruik, terwijl de kleinere daarnaast, met een groot raam in
den zijgevel, dient voor anti-septische doeleinden." Er was over de indeling goed nage
dacht; „een voorname eisch was verder", zo lezen we in de beschrijving, „dat de ziekenka
mers gescheiden werden van de huishouding (deze in de meest algemeenen zin genomen).
Vervolgens moesten de ziekenkamers zooveel mogelijk uitzien op het Zuiden, de operatie
kamers op het Noorden, ter voorkoming van te sterke schaduwen gevend licht, terwijl een
veranda vóór de ziekenkamers gelegenheid tot ligging in de buitenlucht moest aanbieden.
De operatiekamers moesten hun licht zo diffuus mogelijk van ter zijde en van boven ontvan
gen."
Voor de verpleegsters waren er afzonderlijke slaapkamers en een „vroolijke" zit- en woon
kamer. In de hoofdgang was een donker vertrek gereserveerd om er een Röntgen-apparaat
te plaatsen.
Tenslotte is de passage over de verlichting van de diverse vertrekken het vermelden waard.
Kennelijk is deze belangrijke voorziening een punt van uitvoerig overleg geweest. Men
moest keuze maken. Elektrische verlichting viel af vanwege de grote kosten, terwijl zoge
naamde „zuivere verlichting" - hieronder werd verstaan verlichting door toepassing van
gasoline, luchtgas of acetyleen - te riskant werd bevonden. Het werd dus uiteindelijk petro
leumverlichting met uitzondering van de beide operatiekamers, waar „een helder zuiver
brandend licht onmisbaar werd geacht." Derhalve werd daar aangebracht „een gasoline-
gloeilichtlamp met grooten reflector en omsloten door een glazen bol als bij boog-licht."
Als extra modern snufje wordt melding gemaakt, „dat het ziekenhuis langs elektrischen weg
verbonden is met de woning van den Geneesheer-Direkteur"...
Ziekenhuiskwestie - 1926
Het ziekenhuis te Noordgouwe, met zoveel enthousiasme en inzet tot stand gebracht en „in
bedrijf" gehouden, leverde ook - hoe kan het anders - tal van grote problemen op. Juist de
tegenwoordig veelgeprezen kleinschaligheid, die uiteraard zoveel intimiteit biedt en zoveel
menselijke kanten heeft, maakte het bijzonder moeilijk om tot optimale dienstverlening te
komen. Doordat geen specialisten op het eiland woonden en chirurgische hulp van over het
water moest worden gehaald, konden soms enerverende situaties ontstaan. Meer dan eens
ging het om leven en dood, louter als gevolg van het gevecht tegen het horloge. En bij het
ambulancevervoer op het eiland èn bij het ophalen van de chirurg zijn bij herhaling grote
prestaties geleverd en is menig mensenleven gered. Binnen de gegeven omstandigheden
deed men ongetwijfeld alles wat maar mogelijk was; een enkele keer, wanneer de omstandig
heden in alle opzichten tegenwerkten, moest men wel eens het hoofd buigen
Er was dan ook nog geen kwarteeuw verstreken na de hooggestemde openingsplechtigheid
van het ziekenhuis of er kon al worden gesproken van een „ziekenhuiskwestie." Alom werd
de situatie ten aanzien van het ziekenhuis in Noordgouwe in 1926 benard gevonden en het
was bepaald niet zo, dat alleen de direkt betrokkenen en de deskundigen zich er mee bezig
hielden.
92