Terecht is vaak naar voren gebracht, dat het ziekenhuis voor Schouwen en Duiveland door een groot deel (misschien wel door allen) van de eilandbevolking werd gedragen. Geen won der dus, dat ook een ingezetene soms de pen ter hand nam om zijn visie te geven, zoals een zekere L. dat deed in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 6 augustus 1926. „Mag ik even een kleine plaatsruimte voor de Ziekenhuiskwestie?", zo begon deze inzender zijn relaas, en verder: „Is de bevolking van Schouwen en Duiveland zich wel bewust den ernstigen toestand waarin zij op het oogenblik verkeert doordat aan het Ziekenhuis te Noordgouwe geen chirurg meer verbonden is, die in die gemeente woont? Is het bestuur van het Ziekenhuis zich dit inzon derheid bewust? Evenals de verschillende gemeente-autoriteiten? Dikwijls toch kan slechts dadelijk operatief ingrijpen een patient van den dood redden." Bij een zo klein personeelsbestand als in Noordgouwe en met zo'n geringe „achterban" van medische specialisten en/of chirurg(en) viel vanzelfsprekend de volle zwaarte op het al dan niet beschikbaar zijn van deze personen op de meest uiteenlopende tijdstippen. Nog steeds doen op Schouwen-Duiveland sterke verhalen de ronde over de spectaculaire overtochten van de in Goes wonende chirurg dr.Huese. Laatstgenoemde presteerde het bij weer of geen weer, bij nacht en ontij met zijn eigen vaartuig de Oosterschelde over te steken. Het is deze chirurg, die dan ook figureert in het ingezonden stuk, waarin de schrijver ook nog even een blik in de toekomst tracht te werpen: „Tenslotte zou ik nog de aandacht wil len vestigen op de toekomst. Wanneer b.v. de praktijk van Dr. Huese zich op Zuid-Beveland zoodanig uitbreidt, dat deze aldaar al zijn tijd noodig heeft, hoe kan hij dan nog tijd vinden voor de patiënten op Schouwen-Duiveland? Men begrijpe toch dat dit op den duur niet kan." "Wie kennis neemt van de ziekenhuiskwestie-Noordgouwe, die destijds de gemoederen ten zeerste heeft beziggehouden, moet wel tot de slotsom komen, dat er tegenwoordig niets nieuws onder de zon is. Het zijn steeds weer dezelfde klanken: enerzijds een zekere animo siteit en tegenstelling tussen de stad (Zierikzee) en het platteland (de dorpen), daarnaast een latente vrees bij huisartsen, met name in Zierikzee, dat door verbeterde accomodatie en toenemende beloning en faciliteiten voor een eventueel aan te stellen vaste chirurg in of na bij Noordgouwe iets van hun eigen praktijk zou kunnen worden afgeknabbeld... Verschillende van deze aspekten kwamen aan de orde tijdens een gemeenteraadsvergade ring in Zierikzee, die op zaterdagmiddag 18 september 1926 werd gehouden. Aanleiding tot de nu en dan felle discussie vormde het voorstel van burgemeester en wethouders om de bijdrage aan het ziekenhuis te Noordgouwe weliswaar te verhogen, maar daarbij op de voor grond stellende, „dat zij het niet gewenscht achten om in de wijze van beheer van het Zie kenhuis eenige verandering te brengen." Men was er duidelijk op tegen dat genoemde in stelling een gemeentelijke status zou krijgen: „wanneer het ziekenhuis een instelling van de gemeenten op Schouwen-Duiveland wordt dan zou zulks tot allerlei moeilijkheden aanlei ding kunnen geven tusschen de diverse gemeentebesturen terwijl bovendien de huishou ding duurder zou worden, omdat het personeel gemeenteambtenaar wordt." Het college van B. en W. van Zierikzee had zich nader doen informeren tijdens een onderhoud met de twee gemeentelijke geneeskundigen. „Uit de gevoerde besprekingen is gebleken", aldus het verslag, „dat voor een chirurg niet voldoende werk zal te vinden zijn aan het ziekenhuis, zoodat van het aanstellen van een vasten chirurg om die reden geen sprake kan zijn. Werd aan den chirurg toegestaan particuliere practijk uit te oefenen, dan zou zulks wanneer den chirurg werd opgelegd om te Zierikzee te komen wonen, weer aanleiding geven tot moeilijk heden met de geneesheeren alhier." Wij mogen gevoeglijk aannemen, dat deze visie van het 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1981 | | pagina 95