De Schutterszaal (stadhuiszolder) anno 1921 (Foto: Oudheidkundig Jaarboek, jrg. 1 afl. 2. 1921).
van vreemdelingen aan de gemeente.
Ook geeft het hebben van eene oudheidskamer dikwerf aanleiding aan bezitters van oudhe
den, die betrekking hebben op de gemeente, om deze aan de gemeente, hetzij ten
geschenke- hetzij in bruikleen te geven.
Ten einde de mogeljkheid, om tot oprichting van zulk een kamer te geraken, te bespreken,
heb ik eenige heeren uitgenodigd Maandag 21 November a.s., 's avonds acht uur ten Raad-
huize samen te komen en zal het mij aangenaam zijn, indien gij deze bijeenkomst ook zult
willen bijwonen. Mocht gij niet kunnen of willen komen, dan ontvang ik daarvan gaarne be
richt".
Van de veertien genodigden lieten slechts twee personen wegens uitstedigheid verstek gaan.
Men besloot een vereniging op te richten, die zich zou inzetten voor de totstandkoming en
instandhouding van een oudheidkamer en bovendien door het houden van lezingen en ten
toonstellingen alsmede het doen uitgeven van geschikte publicaties de belangstelling voor
en het behoud van het verleden zou bevorderen. Op 7 april 1911 werden de statuten van de
„Vereeniging Zierickzee" koninklijk goedgekeurd. In datzelfde jaar kwam ook de oudheid
kamer tot stand, zij het dat over de plaats van vestiging tevoren nogal wat te doen was ge
weest. Verschillende mogelijkheden waren geopperd zoals de Noordhavenpoort met de aan
grenzende woning van de stadsbouwmeester, de heer Couveé, de lokalen van het kantonge
recht, de zolder van het stadhuis, het pand Oude Haven 20 en de bovenkamers van het ge
bouw der voormalige ambachtschool (Kerkhof 8). Hoewel men de zolder van het stadhuis
99