Zierikzeese ambachtschool vakkundig hersteld. Het hele vertrek verkreeg op die wijze weer een middeleeuws aanzien met uitzondering van het bovendeel van de schoorsteen, dat waarschijnlijk bij de vergroting van het stadhuis naar de oostzijde in de renaissancestijl werd verbouwd, reden om deze schoorsteen dan ook van een 16de eeuwse lijst te voorzien. De tweede uitbreiding vond in 1942 plaats. Toen men in 1930 de secretarie had uitgebreid, was hierdoor tevens een zolder boven deze ruimte vergroot. Door het aanbrengen van dak raampjes en het wegbreken van een aantal kasten werd hier een zeer bruikbare ruimte (thans bekend onder de naam „achterzaal") gecreëerd. Tijdens de verbouwingswerkzaam heden ontdekte men op een der balken van de zoldering het jaartal 1614, hetgeen een indi catie is voor de ouderdom van deze vleugel. Van de Duitsers werd toestemming verkregen om tijdens de metaalinleveringen voorwerpen van historische waarde om te ruilen tegen andere metalen voorwerpen, waardoor menige in teressante aanwinst kon worden verworven. Om beschadiging door oorlogsgeweld te voor komen, besloot men tegen het einde van de oorlog een groot deel van de collectie op veili ger plaatsen onder te brengen. Gelukkig kwamen stadhuis en museum vrijwel onbeschadigd uit de strijd tevoorschijn en reeds in juli 1945 kon ook hier met de wederopbouw worden begonnen. De voorwerpen, die omwille van de veiligheid waren ondergebracht in de kluizen van de Bank voor Schouwen en Duiveland en het stadhuis, werden weer tevoorschijnge- haald en op hun oude plaatsen gezet. In de tweede helft van het bevrijdingsjaar konden al weer 92 bezoekers worden geteld. Behalve de nadelen, die de oorlog voor het museum met zich meebracht, dient toch nog een voordeel niet onvermeld te blijven. Door het sterk ver minderde bezoek kreeg men de handen vrij voor andere dingen en slaagde men erin de ge hele toenmalige collectie op inventariskaarten vast te leggen, terwijl tevens een groot aantal in verval geraakte modellen werd hersteld. De watersnood In de jaren na de oorlog onderging het museum opnieuw uitbreiding. In 1948 werd, in ver band met de verbouwing van de burgemeesterskamer de zolder boven deze ruimte met de Schutterszaal verbonden, terwijl in 1949 de zolder naast de achterzaal getransformeerd werd tot prentenkabinet. Ter gelegenheid van de viering van het 1100-jarig bestaan van de stad in 1949 werd in het 's-Gravensteen een groot aantal museumstukken tentoongesteld. A. J. Argelo, directeur van de Centrale Dienst Noord-Zeeland, vervaardigde voor deze tentoonstelling zelfs een ma quette, voorstellende Zierikzee ca. 1600, een stuk dat ook thans nog hoge ogen gooit bij het publiek. In de jaren vijftig kwam in de Zeeuwse wateren een nieuwe tak van visserij tot ontplooiing, nl. de zogenaamde „bottenvisserij", waarbij door mosselschepen naar beenderen van pre historische dieren werd gevist, welke vorm van visserij later nog kon worden uitgebreid met de „vangst" van Nehalennia-altaren. Ook thans nog wordt op deze wijze, mede ten profijte van de Zierikzeese musea, een groot aantal prehistorische vondsten boven water gebracht. De watersnoodramp van 1953 betekende een nieuwe rem op de museale ontwikkeling. De achterzaal van het museum veranderde in een zendkamer, terwijl het prentenkabinet als slaapgelegenheid voor de militairen dienstdeed en de torenkamer als conversatiezaal. Door al deze zaken konden natuurlijk slechts weinig betalende bezoekers worden geregistreerd. Wel brachten vele hier vanwege hun functie aanwezige autoriteiten en werklieden een be- 104

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 106