zoek aan het museum, hetgeen als een goede reclame kon worden beschouwd.
In het jaar 1954 besloot het gemeentebestuur een van de op het museum tentoongestelde
oude luidklokken, ook wel voorslag genaamd, met toestemming van de V.V.V. (zij was im
mers de eigenaar) aan de gemeente Almelo te schenken als dank voor de na de waters
noodramp ontvangen hulp. Almelo was nl. „adoptiegemeente" voor Zierikzee. Hoewel een
blijk van dank voor de spontane hulp zeker op zijn plaats was, ging daarmee helaas een
voor Zierikzee belangrijk historisch stuk verloren. Bedoelde klok, „Jan" geheten, dateerde
nl. uit 1464.
De gemeente Almelo gaf „Jan" in bruikleen aan de plaatselijke V.V.V. en nu hangt zij in de
Almelose verkeerstoren. Wellicht is het mogelijk deze klok op een of andere wijze nog eens
terug te krijgen in Zierikzee.
Brand
In 1954 werd in het kader van de algehele stadhuisrestauratie, welke tot 1973 zou duren,
een begin gemaakt met de restauratie van de eikehouten kap van de Schutterszaal, terwijl
tevens de vloer onderhanden werd genomen. Hiertoe moest deze zaal uiteraard geheel ont
ruimd worden. Het bezienswaardige bracht men zolang in een aantal andere ruimten onder,
waarvan er vier voor het publiek opengesteld waren. In de jaren 1955 en 1956 was het mu
seum zelfs geheel gesloten. In 1959 kroop men door het oog van een naald. Bij de restaura
tie van de eikehouten bekapping had men verzuimd de elektrische bedrading te vernieu
wen. Op de avond van de 9de juni 1959 ontstond door kortsluiting dan ook een begin van
brand, hetgeen gelukkig tijdig werd ontdekt en door de toenmalige brandmeesters Berre-
voets, Quant en Van 't Veer snel werd geblust.
Ook in de daaropvolgende jaren ondervond het museum veel hinder van de voortschrijden
de stadhuisrestauratie. Steeds moesten de deuren voor kortere of langere tijd gesloten blij
ven. Vooral de restauratie van het torengedeelte berokkende veel overlast, daar vallende
stenen de dakpannen boven de torenkamer vernielden, waardoor veelvuldig lekkages optra
den.
Beheer
Bij raadsbesluit van 19 november 1929 werd de zorg voor en het beheer van de museale
verzamelingen in handen gesteld van de Commissie van Toezicht op het Gemeentemuseum
te Zierikzee. Een commissie bestaande uit vijf leden, die benoemd, geschorst en ontslagen
werden door de gemeenteraad. De eerste voorzitter van deze commissie was P. D. de Vos,
die in 1940 als zodanig werd opgevolgd door dr. J. J. Westendorp Boerma. Laatstgenoemde
oefende het voorzitterschap uit tot 11 mei 1960, waarna het tot 1962 in handen was van mr.
W. E. van Vloten, terwijl in 1963 dhr. J. Coumou als zodanig werd benoemd.
Berustte het conservatorschap in de beginjaren eigenlijk bij de museumcommissie, allengs
kwam daar verandering in. Bij raadsbesluit van 28 oktober 1949 werd de heer P. van Beve-
ren met ingang van 1 januari 1950 tot conservator benoemd. Hoewel deze in grote lijnen
het reeds voor hem gevoerde beleid voortzette, betekende dit toch een vermindering van de
bevoegdheden van de commissie. Dit veranderde in 1964. C. Postma, tot archivaris
conservator benoemd als opvolger van P. van Beveren, die intussen de pensioengerechtigde
leeftijd had bereikt, stond een geheel andere aanpak voor. Was het tevoren gewoonte zo
veel mogelijk van de verzameling te tonen, waardoor een nogal onoverzichtelijke, moeilijk
105