kwam un mael op m'n konte toe, want m'n vaoder was nie makkelluk aster op ankwam.
De artelukke groete in misschien tot un aore keer,
Bèènekluuver.
Bij bovenstaande jeugdherinnering plaatsen wij de volgende commentaar:
1. de aanhef van Bêênekluuvers verhaal, Zoa akje belooft slaat uiteraard op de relatie
van de schrijver met uw commentator en zijn belofte te zijner tijd een stukje te schrij
ven over zijn jeugdjaren te Brouwershaven. Daardoor was een opschrift minder nood
zakelijk;
2. Meester Catsman: onze redactiesecretaris, de heer H. Uil, was mij wederom terwille
met de mededeling, dat Izaak Abraham Catsman, geboren te Oostburg in 1884, zich
op 22 april 1920, komende uit Hoek (Z.-Vl.) te Brouwershaven vestigde als hoofd van
de Bijzondere School. Hij heeft er tot 20 oktober 1953 gewoond. Voor de datering van
Bêênekluuver's schooltijd zijn dit belangrijke gegevens. Zie ook: M. E. Jansen-Glas en
Mr. A. Gast, Brouwershaven zoals het was... (Zieriksee 1972), blz. 40;
3. kleever „toffee", wellicht zo genoemd vanwege de kleverige substantie die dit tandheel
kundig zeer aanvechtbare snoepje tegen tanden en gehemelte veroorzaakte. Met enige
fantasie zou men ook van deze zoetigheid de reclamekreet: „U raadt de maker" kun
nen slaken. Ik meen me namelijk te herinneren dat in de jaren '20 en '30 een bekende
fabrikant van deze kleefsnoepjes Cliever heette;
4. d'n aoren, wat aores, un aore keer „(de) andere, anders". Van der Weele doet het in
zijn gedicht „Mijn Vak" (Kron. Zeem. (Sch.-D.) 1 (1976), blz. 62 en volg.) met deze
woorden en woordverbindingen geheel „anders". Wij noteerden bij hem: r. 14 'n an
der, r. 22 en 95 anders, r. 23 'n aere en r. 68 an are ende. Dr. Ghijsen deelt ons in
Wdb. Ze. dial., blz. 33 mede, dat uitdrukkingen en woordvormen met anders o.a.
voorkomen op Walcheren en op Sch.-D. ook te Brouwershaven. Van der Weele kan
dus in dit geval een in zijn tijd bekende lokale vorm gebruikt hebben, maar beïnvloe
ding door algemener taal is vanwege zijn „belangstelling voor taal - en letterkundige
zaken" evenmin uitgesloten (zie Kron. Zeem. (Sch.-D.) 1 (1976), blz. 66). Een uit-
spraakvorm met aere wordt op Sch.-D. voor Dreischor vermeld (aeresomme, „anders
om", Wdb. Ze. dial. 43 b) en de uitdrukking an are ende „aan het andere eind" kan
verklaard worden uit een aanpassing van de dialectklinker ae of ao aan de aa van de al
gemene taal. Ook kan een sociale taaiindicatie i.v.m. Van der Weeie's beroep als visser
een verklaring opleveren voor zijn overwegend gebruik van ander(s). Zoals wij hierbo
ven reeds meldden, komen vormen met ander(s) onder meer voor op Walcheren en
volgens Wdb. Ze. dial., t.a.p. in het bijzonder in de omgeving van Middelburg. Geogra
fisch behoort Arnemuiden hierbij en dat zou aanleiding kunnen geven tot de veron
derstelling dat Van der Weele ander(s) heeft overgenomen van Arnemuidse vis-
sersmaats.10) Naar mijn mening vertoont „Bèènekluuver" deze sociale taaiindicatie
niet. Zijn streektaalgebruik speelt zich af binnen het Brouwse schoolleven van de jaren
'20 met nog weinig of geen importkinderen. Bovendien is het mij bekend, dat zijn va
der een beroep uitoefende dat zeer nauw met het boerenleven verbonden was. Dit ver
klaart geheel, dat we in deze Brouwse jeugdherinnering uitsluitend de echt Schouwse
vormen aore(n), aor(e)s terugvinden; U)
114