5. uutspuuge „uitspuwen". Het dialect van de Schouwse smalstad tussen 1920 en 1930
vertoont bij dit woord blijkbaar reeds de moderniserende tendens, die Dr. Ghijsen als
voltooid constateerde in Wdb. Ze. dial. 910 b onder spieë(n): „spuge(n), spoog,
(g)espoge(n) thans Alg." De heer W. P. de Vrieze vermeldt voor zijn woonplaats
Haamstede a° 1982 nog: uutspie, wat mij eveneens vertrouwd in het gehoor ligt; 12>
6. papierbak. Van een dergelijk algemener bekend woord is niet precies uit te maken in
hoeverre het plaatsgebonden is. In ieder geval vinden we papie:r met de bet. „bewijs,
identiteitsbewijs" in een speciale uitdrukking vermeld voor Brouwershaven. 13)
Haamstede kent voor het hier bedoelde schoolattribuut de naam: prullebak (medede
ling van de heer W. P. de Vrieze aid.);
7. paddulve. De schrijver plaatst hierbij als kanttekening: „kikkersloot". Het oorspronke
lijke Zeeuwse, en in het bijz. ook Schouwse woord voor „kikker" is echter puut. Over
eenkomstig met padweie „weide waardoor een openbaar voetpad loopt", voor Brou
wershaven vermeld in Wdb. Ze. dial. 688 b, zou ik paddulve willen interpreteren als
„sloot waarlangs een openbaar voetpad loopt";
8. de mooie van V. d. Hamer. De familienaam Van den Hamer was een bekende mole-
naarsnaam op Schouwen-Duiveland in de jaren 1920-'30. Uit mijn jongere tijd herinner
ik mij dat ook de molenaar van Sirjansland toendertijd zo heette. Was hij dezelfde als
de Brouwse Van den Hamer of een familielid van hem? 14) Opgemerkt moet hierbij te
vens worden, dat „Bêênekluuver" als goed Schouwenaar en Brouwenaar mooie
schrijft; 15)
9. de móóiste tiet was de suukerpeetiet. De situatie aan de haven tijdens de bietencam
pagne is voortreffelijk geschetst. We herkennen in Bêênekluuver's beschrijving volko
men die van P. J. van Langeraad in Kron. Zeem. (Sch.-D.) 5 (1980), blz. 77, waar deze
aldus schrijft: „Door het grote aantal bietenleveranciers kwamen er steeds meer wa
gens op de haven („de kaoje") en met veel grote bietenhopen was er ruimtegebrek".
De schrijver duidt bovendien het havenplein op de originele en vertrouwde Brouwse
manier aan als: 't Voornomme;
10. donne tegen mekaore „dicht tegen elkaar". Donne wordt in de bet. „(te)dicht bij, vlak
bij" voor Brouwershaven gegeven in Wdb. Ze. dial., blz. 185 a. In het aldaar voor Zon-
nemaire opgegeven zinnetje: anders zitte me zó donne op mekaore is de betekenis ge
heel gelijk aan de hier geciteerde:
11. garre „kier", zoals ook Wdb. Ze. dial. 254 ajneedeelt, meestal als harre uitgesproken;
12. beurt. Hiermee valt de schrijver buiten het Brouwse patroon. In het originele dialect
horen we nog vrij regelmatig beurte, hetgeen voor Brouwershaven in Wdb. Ze. dial.,
blz. 150 opgetekend is in de uitdrukking: schipper op de brêêë beurte „schipper, die
voor versch. trajecten vracht meeneemt". Aldaar ook voor Sch.-D. vermeld: omster-
beurte. verbeurte „om de beurt". Op kaart 1 in Taal en Tongval XXXII (1980), blz. 147
heb ik duidelijk gemaakt, dat op vrijwel geheel Schouwen-Duiveland de aan het eind
van plaatsnamen en andere woorden nog uitgesproken wordt. Slechts Zieriksee (op de
kaart aangeduid als I 49) maakt hierop een uitzondering, omdat daar zowel uitspraak
als verdwijning van -e aan het eind van de woorden voorkomt. Waarschijnlijk is beurt
te verklaren uit het feit dat „Bêênekluuver" na zijn schooljaren te Brouwershaven nog
enige tijd in Zieriksee gewoond heeft. Dit geeft waarschijnlijk ook de verklaring voor
z'ebbe in de slotpassage van het verhaal (verg. èjn de aanhef. 1).
115