meer voor de hand, nu door de Grevelingen- en Brouwersdam de weg naar Zeeland let terlijk en figuurlijk openligt. Al voor de Tweede Wereldoorlog genoot de dialectliteratuur van Goeree-Overflakkee een zekere bekendheid. Daarvoor zijn we veel dank verschuldigd aan de uit Goeree afkomstige F. den Eerzamen, die al in deze tijd verhalen in dialect schreef over leven en mensen in zijn geboorteplaats. Hij bleef daarmee tot op hoge leeftijd doorgaan, want nog op 10 dec. 1955 verscheen in de rubriek „Folklore en taal" van het streekblad „Eilandennieuws" het artikel: „De Waegenmaeker". Naast deze streektaalverhalen publiceerde Den Eerzamen ook taalkundig-dialectologische artikelen in „De Nieuwe Taalgids" ,27) die naast het hierboven reeds enige malen geciteerde proefschrift van M. A. van Weel een belangrijke informatie bron vormen voor het dialect van zijn geboorteplaats Goeree. Naast Den Eerzamen kwam voor 1940 eveneens de streekromancier Jan Knape Mzn.28) naar voren. Zijn grote bekendheid verkreeg hij na 1945, toen hij als gemeentesecretaris van Sommelsdijk meermalen met grote kennis van zaken „ooverkangters", d.w.z. lieden uit ge bieden noordelijk van de Haringvliet, op hun nummer zette, als zij meenden de toestanden op het eiland en de geest van zijn bevolking beter te kunnen beoordelen dan de autochtone bewoners zelf. Uitstekend is in dit verband zijn terecht verbolgen weerwoord op het in 1958 in „Vrij Nederland" verschenen ooggetuigeverslag van Tom Pauka: „Zaterdagsrumoer en Zondagsrust in Middelharnis".29) Deze „overkantse" schrijver had zich namelijk een oor deel aangematigd over de jeugdproblematiek in Middelhamis in de tweede helft van de ja ren '50, dat er behoorlijk naast bleek te zijn. Hij leverde daarmee op overeenkomstige wijze een bijdrage aan de „vertekening" van het beeld van Flakkee en de Flakkeeënaars als de Sommelsdijkse predikant H. J. Westrik in 1890, die vanwege zijn verzoek aan de gemeente raad tot afschaffing van de kermis door de toenmalige burgemeester, A. J. de Graaff, te rechtgewezen werd, omdat hij wegens zijn nog slechts korte verblijf in de gemeente de men taliteit van de bevolking te weinig kende en in Sommelsdijk, aldus De Graaff, „de kermis geen zwelgpartij maar een feest" was. 30) Het komt ons helaas voor, dat er ook in de tegenwoordige tijd vooral onder de politici nog velen zijn, die een totaal vertekend beeld schetsen van het voormalige eiland Goeree- Overflakkee en de gevoelens van zijn bewoners, als het gaat om de aansluiting bij Zeeland. Ons jaarboek is echter geen politiek magazine, dus we houden ons inzake dit probleem aan de wijze raad in het sinds lang klassiek geworden refrein van Wim Kan: „Nee, we noemen geen namen, namen noemen we niet". In de vooroorlogse periode moeten verder nog met onderscheiding genoemd worden: „Flakkeesche Schetsen" door J. Kleeuwens, Libellen-serie Nr. 35, Baarn z.j. Het zijn vlot geschreven, rake typeringen van mensen en voorvallen in het dorpsleven. Het dialect van Kleeuwens moeten wij als Westflakkees taxeren vanwege het nog vrijwel overal voorkomen van de toonloze -_z_ aan het eind van zelfst. nw., werkwoordsvormen en andere woorden (vbb.: harte „hart", ik dienke „ik denk", zesse „zes", stille „stil"). Zie ook Landheer, blz. 56. Inmiddels is echter ook op Westflakkee de verdwijning van de -_e_ aan het woordeinde begonnen. Dit blijkt op mijn kaart 1 in T. en T. XXXII (1980), blz. 147, waarop Westflak- 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1982 | | pagina 125